Configuratiewachtwoord
Het configuratiewachtwoord voorkomt dat de instellingen in de Setup Utility door
onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen
van diverse computers, is het verstandig met een configuratiewachtwoord te wer-
ken.
Als er een configuratiewachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u de
Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Als u een onjuist wacht-
woord invoert, verschijnt er een foutmelding. Als u drie maal achter elkaar een
onjuist wachtwoord opgeeft, moet u de computer uitzetten en opnieuw opstarten.
Als u zowel een systeem- als een configuratiewachtwoord hebt ingesteld, kunt u
een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie-
instellingen te wijzigen, moet u het configuratiewachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal zeven tekens (A-Z, a-z en 0-9)
1. Start de Setup Utility (zie "De Setup Utility starten" op pagina 27).
2. In het menu van de Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer Set Passwords. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het
Security Profile by Device gebruiken
Security Profile by Device wordt gebruikt om het de gebruiker mogelijk of onmo-
gelijk te maken om met de volgende apparaten te werken:
IDE-controller
Diskette Drive Access
Diskette Write Protect
Voor het instellen van Security Profile by Device, gaat u als volgt te werk:
1. Start de Setup Utility (zie "De Setup Utility starten" op pagina 27).
2. In het menu van de Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer Security Profile by Device.
4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter.
5. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit en daarna Save
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een apparaat, zoals een CD-ROM, diskette of
vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstartapparaat in te
stellen.
28
Handboek voor de gebruiker
gebruiken.
scherm wordt afgebeeld.
Als deze voorziening is ingesteld op Disable, worden alle appara-
ten die zijn aangesloten op de IDE-controller (bijvoorbeeld de
vaste schijf of het CD-ROM-station) uitgeschakeld en niet weerge-
geven in de systeemconfiguratie.
Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-
station niet toegankelijk.
Als deze voorziening is ingesteld op Enable, worden alle diskettes
behandeld alsof ze tegen schrijven zijn beschermd.
Settings.