STEADYSHOT
U kunt de functie voor het verminderen van
cameratrillingen tijdens opname instellen.
B STANDARD (
)
Maakt gebruik van SteadyShot bij
opnamen onder relatief stabiele
omstandigheden.
ACTIVE (
)
Maakt gebruik van SteadyShot met een
krachtiger effect.
OFF (
)
Maakt geen gebruik van SteadyShot.
Deze instelling wordt aanbevolen wanneer
u een statief gebruikt.
b Opmerking
• Als [ACTIVE] is geselecteerd, verschuift de
beeldhoek 1,08 keer naar de telefotozijde.
z Tip
• U kunt deze functie toewijzen aan een ASSIGN-
knop (p. 58).
CONVERSION LENS
Instellen wanneer u een conversielens
gebruikt (afzonderlijk verkrijgbaar) die
door de camcorder wordt ondersteund.
Dit optimaliseert de SteadyShot-correctie
en de scherpstelling voor de conversielens.
B OFF
Er wordt geen conversielens gebruikt.
WIDE CONVERSION
Er wordt een groothoekconversielens
gebruikt.
S&Q MOTION
Zie pagina 55.
AUTO MODE SET
Zie pagina 45.
SCENE SELECTION SET
Zie pagina 45.
AUTO BACK LIGHT
U kunt automatisch corrigeren voor tegenlicht.
B OFF
Hiermee wordt tegenlicht niet gecorrigeerd.
ON
Hiermee wordt tegenlicht automatisch
gecorrigeerd.
FACE DETECTION
Zie pagina 34.
VIDEO LIGHT
Hiermee stelt u de belichtingsmethode voor
een videolamp in (afzonderlijk verkrijgbaar)
die is bevestigd aan de multi-interfaceschoen.
B POWER LINK
De videolamp wordt in- of uitgeschakeld
wanneer de camcorder wordt in- of
uitgeschakeld.
REC LINK
De videolamp wordt in- of uitgeschakeld
wanneer de camcorder begint of stopt met
opnemen.
REC LINK+STBY
De videolamp wordt ingeschakeld of op
stand-by gezet wanneer de camcorder
begint of stopt met opnemen.
AUTO
Het lampje gaat automatisch aan.
NIGHTSHOT LIGHT
U kunt heldere beelden opnemen met
NIGHTSHOT (p. 46), waarbij infraroodlicht
wordt gebruikt bij het maken van opnamen.
B ON
Straalt infraroodlicht uit.
OFF
Straalt geen infraroodlicht uit.
79
NL
Vervolg ,