Inhoudsopgave
Advertenties
Overzicht van de openings- en sluitingsafstanden tussen de openingsdetector en de
magneet. Vanaf deze afstanden analyseert het ingebouwde contact de statusverandering
van de toegangen.
Beweging
Tussenruimte
Verticale
verschuiving
Horizontale
verschuiving
9.3.2. Plaatsen
1. Bepaal de exacte bevestigingsplaats voor
de detector (zie "Voorzorgsmaatregelen bij
het plaatsen"). De afstand tussen de
magneethouder en de detector mag niet
meer dan 5 mm bedragen. De
magneethouder dient tegenover het
ingebouwde openingscontact geplaatst te
worden (richt de verticale inkerving op de
sokkel van de magneethouder volgens het
pijltje dat op de detectorsokkel staat).
2. Pas de hoogte van de magneethouder
aan die van de detector aan
aangegeven op het schema hiernaast.
Gebruik, indien nodig, de bijgeleverde
¬
vulstukken
voor de magneethouder of
plaats een vulstuk onder de detector.
OPGELET: het lateraal richten en het in de
hoogte aanpassen zijn noodzakelijk voor
een correcte detectorwerking.
Openings- en sluitingsafstand van het ingebouwde magneetcontact
Status van
het contact
opening
sluiting
opening
34 mm
sluiting
20 mm
opening
15 mm
sluiting
9 mm
¡
, zoals
Houten drager
t
23 mm
11 mm
t
24 mm
9 mm
12 mm
7 mm
Richten van de inkerving en het pijltje
¿
¡
53
Zacht metalen drager
t
22 mm
11 mm
t
24 mm
19 mm
15 mm
8 mm
15 mm
12 mm
8 mm
6 mm
max :
5 mm
35 mm
max : 5 mm
¿
¬
Advertenties
Inhoudsopgave
