PERIODIEK ONDERHOUDSSCHEMA
Lees GEVAAR en WAARSCHUWING op pagina 3.
WAARSCHUWING
• ALLE ONDERHOUD, HERSTELLINGEN EN AFSTELLINGEN MOETEN UITGEVOERD WORDEN VOL-
GENS DE INSTRUCTIES IN DE 2000 DS GOLFWAGEN ONDERHOUDS- EN SERVICEHANDLEIDING.
OPMERKING
• INDIEN HET VOERTUIG CONSTANT IN ZWARE OMSTANDIGHEDEN WORDT GEBRUIKT, MOET
VAKER PREVENTIEF ONDERHOUD WORDEN UITGEVOERD DAN AANBEVOLEN WORDT IN DE
ONDERHOUDS- EN SMEERSCHEMA'S.
• ZOWEL HET PERIODIEKE ONDERHOUDSSCHEMA ALS HET PERIODIEKE SMEERSCHEMA
MOETEN WORDEN GEVOLGD OM HET VOERTUIG IN OPTIMALE SCONDITIE TE HOUDEN.
SCHEMA PERIODIEK ONDERHOUD
Maandelijks onderhoud door
eigenaar of getrainde monteur
Halfjaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 50 uren gebruik
of om de 100 ronden voor
golfwagens)
Jaarlijks onderhoud, uitsluitend
door getrainde monteur (om de
100 uren gebruik of om de
200 ronden voor golfwagens)
Tweejaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 200 uren
gebruik of om de 400 ronden
voor golfwagens)
16
DS Golfwagen – Benzinevoertuig – Handleiding voor de eigenaar 2000
Motor
Banden
Voertuig algemeen
Batterij
Uitlijning voorwiel en sporing
Elektrische bedrading en aansluitingen
Remsysteem
Motor
Luchtinlaatsysteem van de motor
Voertuig algemeen
Benzinefilters
Periodiek onderhoudsschema
Controleer het oliepeil van de motor; vul zo nodig bij. Zie
smeerschema, pagina 17. Verwijder de gebruikte olie op
gepaste wijze.
Controleer de inlaat van de koellucht van de motor; reinig
indien nodig. Kijk of het niet afgedekte gedeelte rond de
motoruitlaat gras of puin vertoont en maakt het indien nodig
schoon.
Controleer de spanning en stel zo nodig bij. Zie Capaciteiten
voertuig, pagina 18.
Maak motorcompartiment en onderzijde voertuig schoon.
Was de motor niet wanneer hij warm is. Voer afvalwater op
gepaste wijze af.
Maak polen en behuizing schoon; controleer niveau van het
elektrolyt. Zie pagina 19.
Controleer en stel zo nodig bij. Zie Onderhouds- en
Servicehandleiding, hoofdstuk 7.
Controleer op degelijke bevestiging en slijtage.
Controleer remschoenen; vervang zo nodig.
Smeer de remschuiven volgens het smeerschema.
Controleer kabels op schade; vervang indien nodig.
Controleer op lekken bij pakkingen, vulpluggen enz.
Inspecteer en reinig bougie; stel afstand bij; vervang indien
nodig.
Controleer luchtfilterelement; maak schoon of vervang.
Verwijder gebruikt filterelement op gepaste wijze.
Controleer de goede bevestiging van de klemmen; controleer
de slang op barsten.
Controleer op losse hardware en draai vast indien nodig.
Vervang. Verwijder gebruikte filters op gepaste wijze.