4. Reinig de buitenkant van het pistool met een
geschikt spoelmiddel. Gebruiken een zachte
doek. Richt het pistool omlaag om te voorkomen
dat oplosmiddel in de pistooldoorgangen komt.
Dompel het pistool niet onder.
5. Reinig de luchtkap.
a. Verwijder de luchtkap.
b. Reinig de luchtkap, de borgring en de
spuitmond met een zachte borstel en een
geschikt oplosmiddel. Laat de borgring niet
weken.
3A7454E
c. Gebruik zo nodig een tandenstoker of ander
zacht gereedschap om de gaten van de
luchtkap te reinigen. Gebruik geen metalen
gereedschap.
d. Reinig de elektrode met een zachte borstel
en een geschikt oplosmiddel.
e. Plaats de luchtkap weer terug. Draai die
stevig aan.
Onderhoud
33