B
Maximale filmduur
Afzonderlijke filmbestanden kunnen niet groter zijn dan 4 GB en niet langer duren dan 29 minuten, zelfs als
er voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart beschikbaar is voor langere opnamen.
De maximale filmduur voor een enkele film wordt weergegeven op het opnamescherm.
De opname kan worden beëindigd voordat een van beide limieten wordt bereikt als de temperatuur van
de camera te hoog oploopt.
De werkelijke filmduur kan variëren, afhankelijk van de inhoud van de film, de beweging van het
onderwerp of het type geheugenkaart.
B
Opmerkingen over het opslaan van beelden en het opnemen van films
De aanduiding die het aantal resterende opnamen aangeeft of de aanduiding die de maximale filmduur
aangeeft knippert tijdens het opslaan van beelden of het opnemen van een film. Open het deksel van het
batterijvak/de geheugenkaartsleuf niet en laat de batterijen of geheugenkaart zitten terwijl een
aanduiding knippert. Als u dit niet doet, kunnen gegevens verloren gaan of kan de camera of de
geheugenkaart beschadigd raken.
B
Opmerkingen over het opnemen van films
Geheugenkaarten met een SD Speed Class-classificatie van 6 of sneller worden aanbevolen om films op te
nemen (F18). De filmopname kan onverwachts stoppen wanneer geheugenkaarten met een lagere
Speed Class-waarde worden gebruikt.
Als het interne geheugen van de camera wordt gebruikt, kan het opslaan van films enige tijd in beslag
nemen.
De beeldkwaliteit wordt mogelijk minder als de digitale zoom wordt gebruikt.
Het geluid van de werking van de zoomknop, de zoom, de scherpstelbewegingen van het objectief, de
vibratiereductie en de werking van het diafragma bij verandering van de helderheid kunnen worden
opgenomen.
De volgende fenomenen kunnen op de monitor worden vastgesteld terwijl films worden opgenomen.
Deze fenomenen worden opgeslagen in de opgenomen films.
- In beelden die werden gemaakt bij TL-licht, kwikdamplampen of natriumdamplampen kan er
bandvorming optreden.
- Onderwerpen die zich snel van de ene kant van het beeld naar de andere kant verplaatsen, zoals een
trein of wagen, kunnen er scheef uitzien.
- Het volledige filmbeeld kan scheef zijn wanneer de camera wordt gezwenkt.
- Verlichting of andere heldere gebieden kunnen spookbeelden geven wanneer de camera wordt
verplaatst.
Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp of de gebruikte zoomfactor kunnen onderwerpen die
herhaalde patronen bevatten (stoffen, latjesramen, enz.) gekleurde strepen (interferentiepatronen, moiré,
enz.) vertonen tijdens het opnemen en afspelen van films. Dit doet zich voor als het patroon in het
66
onderwerp en de lay-out van de beeldsensor elkaar verstoren. Dit is geen apparaatstoring.