Basisbewerkingen
Opname
De recorder heeft vijf mappen [ A ], [ B ], [C], [D],
[E]. U kunt een map selecteren door op de knop
F1 (FOLDER) te drukken. Deze vijf mappen kunnen
naar keuze worden gebruikt om het onderscheid
te maken tussen de opnametypes. Map [ A ] kan
bijvoorbeeld worden gebruikt om persoonlijke
informatie op te slaan, terwijl map [ B ] speciaal voor
bedrijfsinformatie kan worden voorbehouden.
2
Per map kunnen 200 berichten worden opgenomen.
Het standaardkwaliteitsniveau is [QP].
Opnamefunctie
De functie RECORD wordt standaard geconfigureerd
om op te nemen op de huidige positie
(overschrijven).
Dit kan echter naar elk van de volgende instellingen
worden gewijzigd:
• Append (Toevoegen): voegt de opname toe aan
het einde van het huidige bestand (☞ Blz. 23).
• Overwrite (Overschrijven): overschrijft de
opname vanaf de huidige positie in het bestand
(☞ Blz. 24).
• Insert (Invoegen): voegt de opname in op de
huidige positie in het bestand (☞ Blz. 25).
NL
22
Instellingen met betrekking tot de opname
U kunt instellingen met betrekking tot de
opname configureren om een geschikte
opnameomgeving te bieden.
• Kwaliteitsniveaus [Rec Mode] (☞ Blz. 26).
• Microfoongevoeligheid [Mic Sense]
(☞ Blz. 27).
• Gebruik van de Variable Control Voice
Actuator [VCVA] (☞ Blz. 28).
• Opnamemonitor (☞ Blz. 29).