7.2 Montageplaats
Aanwijzing
De omgevingstemperatuur van de pomp mag 40°C
niet overschrijden. Stralingswarmte van apparaten
en warmtewisselaars moet afgeschermd worden,
zodat de doseerpomp haar eigen warmte nog
voldoende kan wegleiden. Directe zonbestraling
moet vermeden worden. Bij montage van de
doseerpomp in de openlucht moet als bescherming
tegen weersinvloeden een overkapping voorzien
worden.
De doseerpomp moet opgesteld worden met
loodrecht staande zuig- en persventielen. Om de
stabiliteit te verzekeren moet de pomp op een
geschikte ondergrond vastgeschroefd worden.
Het leidingwerk van de installatie mag geen kracht
uitoefenen op de aansluitingen en de ventielen van
de doseerpomp.
Om een foutieve dosering na proceseinde te
voorkomen, moet een elektrische en hydraulische
vergrendeling van de doseerpomp voorzien worden.
7.3 Drainageleiding
Opgelet
De drainage resp. lekkage uit de scheidingskamer
moet aflopend zijn, d.w.z. met afschot naar de
opvangbak geleid worden. De drainageleiding mag
nooit direct door het reservoirdeksel terug naar de
vloeistof geleid worden, omdat anders uitgassing in
de doseerpompaandrijving kan binnendringen. De
4.06
drainageleiding mag alleen in een gasvrij
opvangreservoir geleid worden (met afschot), of deze
moet aflopend tot aan een opvangtrechter geleid
worden, waarboven deze dan met voldoende afstand
moet eindigen. Lekkage kan via een trechter door
het reservoirdeksel teruggeleid worden. Bovendien
kan eventuele lekkage aan de trechter opgemerkt
worden.
Opgelet
Bij de installatie van een lekkagebewaking in een
explosiegevaarlijk gebied moet de elektrische
aansluiting in intrinsiek veilige uitvoering zijn. Om
te voorkomen dat bij schade vloeistof uitstroomt,
moet de aandrijfmotor elektrisch vergrendeld wor-
den.
7.4 Montage injectiestukken
Injectiestukken dienen voor het inmengen van het
gedoseerde vloeistof in een hoofdstroom en vervullen
tegelijkertijd een terugslagfunctie. Meestal wordt het
injectiestuk van boven in de hoofdleiding
gemonteerd. Alleen bij vloeistoffen welke neigen tot
kristalvorming, wordt de montage van onderen
aanbevolen, opdat geen luchtbellen worden
ingesloten. Bij deze manier van montage is een
bouwwijze zinvol die het vergrendelen bij
gedemonteerde injectiestukken mogelijk maakt.
Injectieplaats S van boven
13