13. Schuif het koelelement 2 over de microprocessor heen. Sluit de hendel 1
om het koelelement vast te zetten.
Opmerking: Als u een defecte systeemplaat vervangt, gebruikt u het koel-
element dat u eerder had verwijderd.
14. Als u de systeemplaat vervangt, gaat u door met stap 12 op pagina 12. Ver-
vangt u alleen de microprocessor, ga dan door met de volgende stap.
15. Leid de ventilatorkabel door de uitsparing aan de zijkant van het luchtschot.
Breng daarna het luchtschot weer aan door de nokjes in de gaatjes in het chas-
sis te plaatsen.
16. Sluit de ventilatorkabel weer aan op de systeemplaat.
17. Ga naar "Het vervangen van de onderdelen voltooien" op pagina 32.
Hoofdstuk 2. Hardware vervangen
19