PERIODIEK ONDERHOUDSSCHEMA
Lees GEVAAR en WAARSCHUWING op pagina 3.
WAARSCHUWING
• ALLE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN, REPARATIES EN AFSTELLINGEN MOETEN WORDEN UIT-
GEVOERD VOLGENS DE INSTRUCTIES IN DE ONDERHOUDS- EN SERVICEHANDLEIDING VOOR
TRANSPORTVOERTUIGEN.
OPMERKING
• INDIEN HET VOERTUIG CONSTANT IN ZWARE OMSTANDIGHEDEN WORDT GEBRUIKT, MOET VAKER
PREVENTIEF ONDERHOUD WORDEN UITGEVOERD DAN AANBEVOLEN WORDT IN DE ONDER-
HOUDS- EN SMEERSCHEMA'S.
• ZOWEL HET PERIODIEKE ONDERHOUDSSCHEMA ALS HET PERIODIEKE SMEERSCHEMA MOETEN
WORDEN OP GEVOLGD OM HET VOERTUIG IN OPTIMALE BEDRIJFSCONDITIE TE HOUDEN.
PERIODIEK ONDERHOUDSSCHEMA
Maandelijks onderhoud
door eigenaar of getrainde
monteur
Halfjaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 50 uren
gebruik)
Jaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 100 uren
gebruik)
Tweejaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 200 uren
gebruik)
WAARSCHUWING
• INDIEN BIJ EEN VASTE INSPECTIE OF ONDERHOUDSBEURT PROBLEMEN AAN HET LICHT KOMEN,
MAG U HET VOERTUIG NIET GEBRUIKEN TOT HET GEREPAREERD IS. HET ACHTERWEGE LATEN
VAN NOODZAKELIJKE REPARATIES KAN BRAND, MATERIËLE SCHADE EN ERNSTIGE OF DODELIJKE
VERWONDINGEN VEROORZAKEN.
22
Handleiding voor de eigenaar van een 1999 benzinetransportvoertuig
Motor
Banden
Voertuig algemeen
Batterij
Uitlijning voorwiel en sporing
Elektrische bedrading en aansluitingen
Remsysteem
Motor
Luchtinlaatsysteem van de motor
Voertuig algemeen
Benzinefilters
Periodiek onderhoudsschema
Controleer het oliepeil van de motor, vul zo nodig bij. Zie smeer-
schema, pagina 23. Verwijder de gebruikte olie op gepaste
wijze.
Controleer de spanning en stel zo nodig bij. Zie Capaciteiten voer-
tuig, pagina 24.
Maak motorcompartiment en onderzijde voertuig schoon. Contro-
leer de inlaat van de koellucht van de motor; reinig indien nodig.
Voer afvalwater op gepaste wijze af.
Maak polen en behuizing schoon, controleer niveau van het elek-
trolyt. Zie pagina 25.
Controleer en stel zo nodig bij. Zie Onderhouds- en Servicehand-
leiding, hoofdstuk 7.
Controleer op degelijke bevestiging en slijtage.
Controleer remschoenen, vervang zo nodig.
Smeer de remschuiven volgens het smeerschema.
Controleer kabels op schade; vervang indien nodig.
Controleer op lekken bij pakkingen, vulpluggen enz.
Inspecteer en reinig bougie; stel afstand bij; vervang indien nodig.
Controleer luchtfilterelement, maak schoon of vervang.
Verwijder gebruikt filterelement op gepaste wijze.
Controleer de goede bevestiging van de klemmen; controleer de
slang op barsten.
Controleer op losse hardware en draai vast indien nodig.
Vervang. Verwijder gebruikte filters op gepaste wijze.