• Een eventuele hoog-niveau-alarmschakelaar
dient ca. 10 cm boven de startniveauschakelaar te
zijn aangebracht. Het alarm dient echter wel altijd
te worden gegeven voordat het waterpeil de in-
laatbuis van de put heeft bereikt.
5. Elektrische aansluiting
De pomp dient volgens de in Nederland/België alge-
meen geldende normen op het elektriciteitsnet te
worden aangesloten.
De bedrijfsspanning en -frequentie staan vermeld op
het typeplaatje. Spanningstolerantie: ±10% van het
op het typeplaatje vermelde voltage. Controleer of
de gegevens op het typeplaatje overeenkomen met
de stroomvoorziening.
5.1 Motorbeveiliging
Alle 1-fase GRUNDFOS AP-pompen die niet zijn ge-
leverd met een besturingskast, dienen op een afzon-
derlijke besturingskast met motorbeveiliging en
bedrijfscondensator te worden aangesloten.
Voor de condensatorcapaciteit, zie onderstaande
tabel:
Pomptype
AP30.50.07.1
AP30.50.11.1
Alle 3-fasen GRUNDFOS AP-pompen die zonder
besturingskast worden geleverd, dienen op een af-
zonderlijke motorbeveiliging te worden aangesloten.
Alle AP-pompen zijn uitgerust met een thermische
schakelaar die in de motorwikkelingen is opgeno-
men. De thermische schakelaar dient te worden aan-
gesloten op het stuurstroomcircuit van de motorbe-
veiliging, zie afb. 1.
Afb. 1
T1
U
V
M
Max. 250 V/2,5 A
Max. 250V / 2.5 A
De afzonderlijke besturingskast/motorbe-
veiliging mag niet worden opgesteld in een
omgeving met explosiegevaar.
38
Bedrijfscondensator
[µF]
[V]
25
1 x 450
30
1 x 450
W
T2
PE
6. In bedrijf stellen
Start het systeem pas op wanneer het met vloeistof
is gevuld en ontlucht. Vergewis u ervan dat de pomp
in de vloeistof is ondergedompeld. Is dat het geval,
open dan de afsluiters (als de pomp daarmee is uit-
gerust) en controleer de instellingen van de niveaus-
chakelaars.
N.B.: Om de draairichting te controleren kunt u de
pomp heel even laten draaien zonder dat deze in de
vloeistof is ondergedompeld.
6.1 Draairichting
De juiste draairichting is bij alle 1-fase pompen in de
fabriek ingesteld en hoeft niet gecontroleerd te wor-
den.
Voordat u een 3-fasen pomp start, dient u de draai-
richting te controleren. De draairichting is met de
klok mee, gezien vanaf de bovenzijde van de pomp.
Tijdens het starten zal de pomp echter even in te-
gengestelde richting roteren. Bij een onjuiste draai-
richting, verwissel dan twee van de drie fasen van de
stroomvoorziening.
7. Onderhoud en service
Voordat er aan de pomp wordt gewerkt,
dient de voedingsspanning te worden uit-
geschakeld. Wees er zeker van dat de
spanning niet kan worden ingeschakeld tij-
dens het werken aan de pomp. Er mogen
geen onderdelen meer draaien.
Voordat service en onderhoud plaatsvinden, dient de
pomp zorgvuldig met schoon water te zijn schoonge-
spoeld. De gedemonteerde onderdelen dienen af-
zonderlijk in schoon water te worden schoonge-
spoeld.
Bij het losdraaien van de inspectieschroef
op de oliekamer dient u er rekening mee te
houden dat zich in de oliekamer druk kan
hebben opgebouwd. Verwijder de schroef
pas nadat de druk volledig weg is.
Pompen in normaal bedrijf dienen ten minste een-
maal per jaar zorgvuldig te worden geïnspecteerd.
Inspecteer de pomp vaker als de gepompte vloeistof
modderig of zanderig is.
Wanneer de pomp nieuw is of wanneer de asafdich-
tingen zijn vervangen, controleer de olie na één
week bedrijf.
Voor een langdurige en probleemloze werking van
de pomp dienen de volgende punten regelmatig te
worden gecontroleerd:
• Stroomverbruik
• Oliepeil en -kwaliteit
Olie, die water bevat, is grijsachtig wit van kleur en
kan de asafdichting beschadigen. Ververs de olie
altijd na 3000 bedrijfsuren.
Gebruik Shell Ondina 15 of een vergelijkbare
soort olie.
N.B.: Gebruikte olie dient in overeenstemming
met de plaatselijke milieu wetgeving te worden
verwijderd.
De volgende tabel geeft de hoeveelheden olie in
de oliekamer aan: