4.1 Installeren met voetbochtsnelkoppeling
Zie afb. A en B, pag. 54 en 55.
Pompen die bestemd zijn voor een permanente op-
stelling, kunnen aan een voetbochtsnelkoppelings-
systeem worden gemonteerd. Bovendien kunnen
deze pompen geheel of gedeeltelijk in de te verpom-
pen vloeistof worden geplaatst (bijv. onder water).
1. Boor gaten voor de bevestigingsbeugel van de
geleidebuizen aan de binnenzijde van de put. Be-
vestig de beugel met twee schroeven, maar draai
deze nog niet vast.
2. Plaats de voetbochtsnelkoppeling op de bodem
van de put. Bij een ongelijke putbodem dient het
voetstuk uitgelijnd te worden. Gebruik een schiet-
lood om het voetstuk juist te kunnen positioneren.
Zet het vervolgens vast met heavy-duty keilbou-
ten.
3. Monteer de persleiding volgens de algemeen be-
kende procedures, zonder de leiding te ver-
draaien of bloot te stellen aan overmatige span-
ningen.
4. Steek de geleidebuis in de ringen van het voet-
stuk van de voetbochtsnelkoppeling en bepaal de
lengte van de buis ten opzichte van de bevesti-
gingsbeugel.
5. Draai de nog niet vastgedraaide schroeven van
de beugel weer los, bevestig de beugel boven op
beide geleidebuizen en bevestig de beugel stevig
aan de putwand.
N.B.: De geleidebuizen dienen absoluut geen axiale
speling te vertonen, aangezien dit veel lawaai ver-
oorzaakt tijdens het in bedrijf zijn van de pomp.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd, voordat u de pomp erin plaatst.
7. Bevestig het geleidestuk van de voetbochtsnel-
koppeling aan de persaansluiting van de pomp.
Schuif vervolgens het geleidestuk van de voet-
bochtsnelkoppeling tussen de geleidebuis en laat
de pomp met behulp van een ketting in de put
zakken. Wanneer de pomp het voetstuk met voet-
bochtsnelkoppeling bereikt, koppelt de pomp zich
vanzelf.
8. Hang het uiteinde van de ketting aan een spe-
ciale haak, die bovenaan de put is bevestigd.
9. Plaats de motorkabel in een kabeldoorvoerwartel
die u op een beugel aan de putwand dient te be-
vestigen. Als de motorkabel te lang is, kunt u de
lengte aanpassen. Een kabel met de juiste lengte
kan niet worden beschadigd als de pomp in be-
drijf is. Zorg ervoor dat de kabel niet geknikt of
afgekneld kan worden.
N.B.: Het uiteinde van de nog niet aangesloten kabel
mag zich niet onder water bevinden, omdat er dan
water via de kabel in de motor terecht kan komen.
4.2 Vrijstaand installeren
Zie afb. C, pag. 56.
Bij de AP30-pompen zijn pomphuis en voetstuk spe-
ciaal voor vrijstaande opstelling geïntegreerd in één
unit.
Voor het vrijstaand installeren van de pompen dient
u een bochtstuk van 90° op de persaansluiting aan
te brengen. De pomp kan worden uitgerust met een
slang of een leiding met terugslagkleppen en afslui-
ters.
Om onderhoud aan de pomp te vereenvoudigen,
dient u een flexibele koppeling of verbindingsstuk in
de persleiding te bevestigen, zodat de pomp eenvou-
dig kan worden losgekoppeld.
Wordt er een slang gebruikt, zorg er dan voor dat
deze niet knikt en dat de binnendiameter van de
slang overeenkomt met de doorlaat van de persaan-
sluiting.
Indien een leiding wordt gebruikt, dienen het ver-
bindingsstuk, de terugslagklep en de afsluiter in de
genoemde volgorde te worden gemonteerd, gezien
van de kant van de pomp.
Laat de pomp in de vloeistof zakken.
Als de pomp in modder of op een ongelijke bodem
wordt opgesteld, is het raadzaam de pomp op bak-
stenen te plaatsen.
4.3 Pompen geleverd met besturingskast
Pompen die met een besturingskast zijn geleverd,
kunnen zijn uitgerust met een niveauschakelaar met
een kabel. De kabel van de niveauschakelaar (indien
meegeleverd) dient te worden bevestigd in de kabel-
klem op het handvat van de pomp.
Het niveauverschil tussen starten en stoppen kan
worden ingesteld door de lengte van de kabel tussen
de niveauschakelaar en de kabelklem aan te pas-
sen.
Groot niveauverschil: lange kabellengte.
Klein niveauverschil: korte kabellengte.
4.4 Afzonderlijke niveauregelingen
Voor 3-fasen AP-pompen zonder besturingskast of
niveauschakelaar is een afzonderlijke niveauregeling
met niveauschakelaars beschikbaar als accessoire.
Type LC voor eenpomps-installaties en type LCD
voor tweepomps-installaties.
De LC is voorzien van 2 of 3 niveauschakelaars. De
derde niveauschakelaar (optie) is voor hoogniveau
alarm.
LCD is voorzien van 3 of 4 niveauschakelaars; één
voor stop, twee voor het starten van beide pompen.
De vierde niveauschakelaar (optie) is voor hoogni-
veau alarm.
Wanneer de niveauschakelaars worden geïnstal-
leerd, dient u de volgende punten in acht te nemen:
• Om aanzuigen van lucht en pomptrillingen te voor-
komen dient de stopniveauschakelaar zodanig
te zijn aangebracht, dat de pomp wordt uitgescha-
keld, voordat het waterpeil onder de bovenzijde
van de pomp is gedaald.
• De startniveauschakelaar dient zodanig te zijn
aangebracht dat de pomp start bij het gewenste
niveau. Het starten van de pomp dient echter wel
altijd plaats te vinden, voordat het waterpeil de in-
laatbuis van de put heeft bereikt.
37