Draadspanning
A
Basisinstelling
de rode markering op de regelschijf komt
•
overeen met het teken A
voor normale werkzaamheden moet de
•
draadspanning niet worden veranderd
voor speciale werkzaamheden kan de
•
draadspanning m.b.v. de regelschijf aan het
mate riaal worden aangepast
Optimale steekvorming
de draden zijn in het midden van de stof
•
verstrengeld
Te hoge bovendraadspanning
de onderdraad wordt hierdoor meer in de stof
•
getrokken
bovendraadspanning verminderen = instelknop
•
op 3-1 draaien
Te lage bovendraadspanning
de bovendraad wordt hierdoor meer in de stof
•
getrokken
bovendraadspanning verhogen = instelknop op
•
5-10 draaien
Naaicomputer voorbereiden
In de fabriek wordt de draadspanning
opti maal ingesteld. Hiervoor wordt zowel
op het spoeltje als voor de bovendraad
Metro sene garen nr. 100/2 (firma Arova Mettler,
Zwitserland) gebruikt.
Bij het gebruik van ander naai- of borduurgaren
kunnen afwijkingen op de optimale
draadspanning ontstaan. Daarom is het soms
noodzakelijk om de draadspanning aan de stof
en de gewenste steek te kunnen aanpassen.
Voorbeeld:
Draadspanning
Metaalgaren
ca. 3
Quiltgaren
ca. 2–4
19