ONDERHOUD
9 CONTROLE VAN STATIONNAIR TOERENTAL
Het stationnair toerental wordt gecontroleerd met de toerenteller. Het toerental moet 700 - 800 omw/min.
bedragen. Het afstellen gebeurt als de motor warm is. Zet de keerkoppeling in de neutraalstand en controleer de
afstelling van de bedieningskabels. Stel het toerental af met de aanslagschroef X op het gashefboompje van de
carburateur
14 . Draai de schroef van de stationnaire sproeier Y in
draaien. Stel met de aanslagschroef het toerental af op 700 - 800 omw/min.
10 REINIGEN VAN DE BRANDSTOFFILTERS
Sluit de brandstoftoevoerkraan. Het filter op de brandstofopvoerpomp
linksom los te draaien. Het beugeltje wordt weggeklapt en het huisje kan worden afgenomen. Het filter wordt nu
van het pijpje afgeschoven. Reinig het filter in schone benzine. Monteer alles in omgekeerde volgorde. Het filter
voor de carburateur 14 bevindt zich in de banjo van de brandstoftoevoerslang. Draai de banjobout los met
sleutel 17. Het zeefje zit om de bout. Spoel alles goed uit in benzine en monteer het weer. Open de
brandstottoevoerkraan en pomp met de handbediening van de brandstoftoevoerpomp brandstof naar de
carburateur..
11 CONTROLE VAN HET WATERNIVEAU
Draai de dop
van de expansietank. Bij koude motor moet het water 2 cm onder de bovenkant van de tank
staan. Vul het indien nodig bij met schoon zoet water.
12 CONTROLE VAN DE WIERBAK
Door het plastic deksel van de wierbak is gemakkelijk te zien of deze gereinigd moet worden. Draai de
vleugelmoer los en neem het deksel af. Spoel het filter schoon. Monteer de wierbak met de twee O-ringen in hun
groeven. Draai de vleugelmoer weer aan.
I
1 0
•
of uit totdat de motor sneller begint te
De schroef A wordt gebruikt om de vlotterkamer af
te tappen. De schroef B houdt de vlotter op zijn
plaats en mag dan ook nooit gedemonteerd worden.
wordt gedemonteerd door de moer M