9.
Ingebruikneming
a) Algemeen
LET OP:
Plaats eerst de batterijen in de buitensensor, pas daarna in het weerstation.
Als u dit in een andere volgorde doet, kan het gebeuren dat het basisstation de
buitensensor niet direct herkent!
U moet dan een handmatige zoekprocedure naar beschikbare buitensensoren
doorvoeren. Het weerstation moet zich dient daarbij in de normale bedrijfsmodus
bevinden (en niet bijv. in het zoeken naar het DCF-signaal of in de instelling voor
de wektijd enz)
Houdt de toets " " (3) op de voorzijde ongeveer 3 seconden ingedrukt. Het
ontvangst-symbool voor de buitensensor knippert, het weerstation zoekt een paar
minuten naar het zendsignaal van de buitensensor.
Lees hiertoe het hoofdstuk 12. f).
Als u het weerstation bij de eerste ingebruikneming bijv. in een binnenruimte wilt uitproberen,
plaats dan het weerstation en de buitensensor niet direct naast elkaar, houdt een afstand
van minimaal 0,5 m aan.
Door eerst deze functietest uit te voeren wordt gegarandeerd, dat er bij latere ontvangst-
problemen de positionering van het weerstation of buitensensor(en) de oorzaak is.
De reikwijdte in het vrije veld bedraagt max. 30 m (zonder obstakels, directe zicht tussen
weerstation en buitensensor). De effectief haalbare reikwijdte in gebouwen is uiteraard
minder en bedraagt ongeveer 10-20 m, afhankelijk van de bouwwijze van het gebouw en de
opstelplek van het weerstation en de buitensensor.
Lees hiertoe het hoofdstuk 14.
11