Het apparaat installeren en instellen > Standaardinstellingen van het apparaat
Netwerk instellen
De optionele Network Interface Kit kan op het apparaat worden geïnstalleerd. Het maakt afdrukken via het netwerk op
Windows, Macintosh, UNIX en andere platformen mogelijk.
In dit hoofdstuk worden de procedures voor TCP/IP (IPv4 en Bonjour) instellen beschreven. Voor andere
netwerkinstellingen, raadpleeg de
IPv4 Instelling
Stel TCP/IP (IPv4) in om verbinding te maken met het Windows-netwerk. De standaardinstellingen zijn "TCP/IP-
protocol: Aan, DHCP: Aan, Auto-IP: Aan". Bij gebruik van een vast IP-adres moet u bij het wijzigen van de
standaardinstellingen contact opnemen met de systeembeheerder om IP-adres, subnetmask en default gateway te
controleren.
OPMERKING
In de volgende gevallen moet het IP-adres van de DNS-server op de Command Center RX worden ingesteld.
•
Bij gebruik van de hostnaam met "DHCP" instelling op "Uit"
•
Bij gebruik van de DNS-server met IP-adres dat niet automatisch wordt toegewezen door DHCP.
Raadpleeg Command Center RX User Guide.
1
Netwerk inst. op pagina
Roep het scherm op.
1
Druk op de toets [Status/Systeemmenu/Tellers].
2
Druk op de toets [▲] of [▼] om [Systeem] te selecteren, en druk op de toets [OK].
OPMERKING
Als het aanmeldingsgebruikersnaam scherm verschijnt tijdens de bewerkingen, meldt u dan
aan zoals aangeven in
De standaard gebruikersnaam en het wachtwoord die in de fabriek zijn ingesteld,
worden hieronder getoond.
Aanmeldingsgebruikersnaam
*1
Admin
*1 Er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters
(hoofdlettergevoelig).
3
Druk op de toets [▲] of [▼] om [Netwerk inst.] te selecteren, en druk op de toets [OK].
7-6.
1
Gebruikersnaam en wachtwoord administrator op pagina
Admin
1
2-15
2
Aanmeldingswachtwoord
*1
2
2-10.