7
Druk het document nogmaals af om te controleren of de kwaliteit is verbeterd.
8
Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, voert u de reinigingsprocedure nog maximaal twee keer uit.
Spuitopeningen en contactpunten van de inktcartridge
schoonvegen
1
Verwijder de inktcartridges uit de printer.
2
Maak een schone, pluisvrije doek vochtig met water en plaats de doek op een plat oppervlak.
3
Houd de spuitopeningen voorzichtig ongeveer drie seconden tegen de doek en veeg in de aangegeven richting.
4
Houd een ander schoon gedeelte van de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten en veeg de
contactpunten voorzichtig schoon in de aangegeven richting.
5
Met een schoon gedeelte van de doek herhaalt u stap 3 en stap 4.
6
Laat de spuitopeningen en de contactpunten volledig opdrogen.
7
Plaats de inktcartridges terug in de printer.
8
Druk het document nogmaals af.
9
Als de kwaliteit niet is verbeterd, reinigt u de spuitopeningen. Zie voor meer informatie "Spuitopeningen van de
inktcartridges reinigen" op pagina 138.
10
Herhaal stap 9 nog maximaal twee keer uit.
11
Is de afdrukkwaliteit hierna nog steeds niet naar behoren, dan moet u de inktcartridges vervangen.
139