Spoelen
Aard de apparatuur en afvalcontainer te allen tijde om
brand en ontploffingen te voorkomen. Spoel altijd bij
een zo laag mogelijke druk om statische vonken en
letsel door opspattende vloeistof te voorkomen.
De pomp doorspoelen:
•
voordat u hem voor het eerst gebruikt
•
wanneer u vloeistoffen vervangt
•
voordat u apparatuur repareert
•
voordat de vloeistof opdroogt of neerslaat in een
stilstaande pomp (controleer de houdbaarheid
van gekatalyseerde vloeistoffen)
•
aan het eind van de dag
•
voordat de pomp wordt opgeslagen
Spoel op de laagst mogelijke druk. Spoel door met
een vloeistof die compatibel is met de door u gepompte
vloeistof en met de bevochtigde delen in uw systeem.
Informeer bij de fabrikant of leverancier van de vloeistof
welke spoelvloeistoffen aanbevolen zijn en hoe vaak
moet worden gespoeld.
1. Voer de Drukontlastingsprocedure uit,
zie pagina 13.
2. Verwijder de tip en de tipbeschermer van het pistool.
3. Verwijder indien gewenst het vloeistoffilter. Breng het
filterdeksel na verwijdering van het vloeistoffilter weer
aan.
4. Doe de aanzuigbuis in een geschikt oplosmiddel.
OPMERKING: Trek de slang niet helemaal strak.
Laat haar hangen zodat de vloeistof makkelijker
in de pomp stroomt.
3A5495A
5. Draai de stelknop (G) van de luchtregelaar linksom
tot de manometer (E) nul aangeeft.
6. Open het zelfontlastende hoofdluchtventiel (B).
7. Spoel de slang en het pistool:
a. Haal de pistooltrekker van de vergrendeling.
Houd het pistool tegen een geaarde metalen
emmer.
Spoelen
15