FLITSREGELING
De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en
systeemcompatibele flitsapparaten.
SYNCHTRONISATIE-TIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen:
– het aanwezige licht
– het flitslicht
De uitsluitend of hoofdzakelijk door het flitslicht belichte delen van
het onderwerp worden daarbij door de uitzonderlijk korte
lichtimpuls bij correcte scherpstelling bijna altijd scherp weergege-
ven. Daarentegen worden alle andere motiefdelen in hetzelfde
beeld met wisselende scherpte afgebeeld, die voldoende door het
aanwezige licht zijn belicht, respectievelijk zelf oplichten. Of deze
motiefdelen scherp of "vaag" worden weergegeven, respectievelijk
hoe groot de "vaagheid" is, wordt door twee van elkaar afhankelijke
factoren bepaald:
– de lengte van de sluitertijden
– de snelheid van de beweging van de motiefdelen of camera
tijdens de opname
Hoe langer de sluitertijd respectievelijk hoe sneller de beweging is,
hoe duidelijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten
verschillen.
Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het begin van
de belichting (
), onmiddellijk nadat het eerste
Start of Exp.
Start of Exp.
sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan tot
schijnbare tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de
motorfiets, die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald. Met
deze camera kunt u kiezen uit de synchronisatie aan het einde van
de belichting (
), onmiddellijk voordat het tweede
End of Exp.
End of Exp.
sluitergordijn weer begint het beeldvenster te sluiten. Het scherpe
beeld geeft in dit geval het einde van de beweging weer. Deze
flitstechniek verleent de foto een natuurlijkere indruk van beweging
en dynamiek.
De functie is bij alle camera- en flitsapparaatinstellingen beschik-
baar.
Fabrieksinstelling:
Start of Exp.
Start of Exp.
▸
In het hoofdmenu,
Flash Settings
Flash Settings
▸
kiezen
Flash Sync. Mode
Flash Sync. Mode
▸
Gewenste instelling kiezen
(
,
)
Start of Exp.
Start of Exp.
End of Exp.
End of Exp.
Aanwijzingen
• Gebruik geen synchroonkabel die langer is dan 3 m.
• Bij het flitsen met kortere sluitertijden is er, behalve bij snelle
bewegingen, nauwelijks verschil tussen de beide flitstijdstippen.
kiezen
NL
95