NL
Aanwijzingen
• Het histogram is altijd gebaseerd op de weergegeven helderheid,
afhankelijk van de gebruikte instellingen kan hij de definitieve
belichting eventueel niet weergeven.
• In de opnamemodus moet het histogram worden begrepen als
'trend-indicator'.
• Het histogram kan bij de weergave van een beeld afwijken van
dat bij de opname.
• Het histogram is uitsluitend beschikbaar bij volledig beeld.
92
FOTOGRAFEREN MET FLITS
De camera bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven
van één of meer meetflitsen vóór de eigenlijke opname. Onmiddel-
lijk daarna, tijdens de belichting, wordt de hoofdflits geactiveerd.
Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijvoorbeeld filters,
diafragma-instelling, afstand tot het hoofdonderwerp, reflecterende
plafonds enzovoort) worden automatisch verwerkt.
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De gehele in deze handleiding beschreven functieomvang inclusief
TTL-flitsmeting is uitsluitend beschikbaar met Leica systeem-flitsap-
paraten zoals de SF 40. Andere flitsapparaten, die slechts één
positief middencontact hebben, kunnen via de Leica M10-R best
worden geactiveerd, maar niet geregeld. Bij gebruik van andere
flitsapparaten kan een correcte werking niet worden gegarandeerd.
Aanwijzing
• Wanneer andere flitsapparaten worden gebruikt die niet speciaal
op de camera zijn afgestemd en daarom de witbalans van de
camera niet automatisch omschakelen, moet de instelling
Flash worden gebruikt.
Belangrijk
• Gebruik van niet-compatibele flitsapparaten op de Leica M10-R
kan in het ergste geval leiden tot onherstelbare schade aan de
camera en / of aan het flitsapparaat.