mer de motor moet aandrijven voordat de procesre-
gelaar is geactiveerd. Dit doet u door programmering
van een startfrequentie in parameter 439 Process PID
startfrequentie.
Hantering van terugkoppeling
Proces PID Normale/omgekeerde rege-
437
ling
(PROC NO/INV CTRL)
Waarde:
Normal (NORMAL)
Inverse (INVERSE)
Functie:
Het is mogelijk te kiezen of de procesregelaar de uit-
gangsfrequentie moet verhogen/verlagen wanneer er
een verschil is tussen het referentiesignaal en het te-
rugkoppelingssignaal.
Gebruikt in combinatie met Process, closed loop mo-
de (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Indien de FC-motor de uitgangsfrequentie moet verla-
gen als het terugkoppelingssignaal toeneemt, selec-
teert u Normal [0]. Als de FC-motor de uitgangsfre-
quentie moet verhogen als het terugkoppelingssignaal
toeneemt, selecteert u Inverse [1].
438
Proces PID integratiebegrenzing
(PROC ANTI WINDUP)
Waarde:
Disable (DISABLE)
Enable (ENABLE)
Functie:
Het is mogelijk om te kiezen of de procesregelaar moet
doorgaan met het regelen van een fout, zelfs in het
= fabrieksinstelling, () = display-tekst, [] = waarde die gebruikt wordt voor communicatie via de seriële communicatiepoort
72
VLT
In dit stroomschema wordt aangegeven hoe terugkop-
peling wordt gehanteerd.
In het stroomschema is te zien welke parameters de
hantering van de terugkoppeling beïnvloeden en hoe.
Er kan een keuze worden gemaakt tussen spanning,
stroom en pulsterugkoppelingssignalen.
geval dat het niet mogelijk is de uitgangsfrequentie
verder te verhogen/verlagen.
Gebruikt in combinatie met Process regulation, closed
loop (parameter 100).
[0]
Beschrijving van de keuze:
[1]
De fabrieksinstelling is Enable [1], hetgeen betekent
dat de integratiekoppeling geïnitialiseerd wordt in ver-
houding tot de actuele uitgangsfrequentie indien hetzij
de stroombegrenzing, hetzij de max./min. frequentie
bereikt wordt. De procesregelaar zal niet actief worden
totdat de fout nul is of totdat het teken veranderd is.
Selecteer Disable [0] indien de integrator moet door-
gaan met de integratie op een fout, zelfs als het niet
mogelijk is de fout met deze regeling te doen verdwij-
nen.
NB!
Indien Disable [0] geselecteerd is, bete-
kent dit dat de integrator, wanneer het
teken van de fout verandert, eerst moet
integreren vanaf het niveau dat verkregen
is als resultaat van de eerdere fout, voor-
dat de uitgangsfrequentie een wijziging
ondergaat.
439
Proces PID startfrequentie
[0]
(PROC START VALUE)
[1]
Waarde:
f
-f
(parameters 201 en 202)
MIN
MAX
parameter 201
®
MG.03.H5.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
FCM-serie
[X.X]