minale en maximale schalingswaarden voor signalen
verbonden met de klem.
Referentie
In parameter 205 Maximumreferentie, Ref
maximum vooraf worden ingesteld. referentie worden
ingesteld die de som van alle referenties, dat wil zeg-
gen de totale referentie, schaalt.
De minimumreferentie in parameter 204 is een uit-
drukking van de minimumwaarde die de totale refe-
rentie kan aannemen.
Alle referenties zullen worden opgeteld en de som is
de waarde die voor regeling zal worden gebruikt. Het
referentiebereik kan worden beperkt tot een bereik dat
kleiner is dan het terugkoppelingsbereik. Dit kan nuttig
zijn als u wilt voorkomen dat door een ongewenste
verandering van een externe referentie de som van de
referenties te ver verwijderd raakt van de optimale re-
ferentie. Het referentiebereik kan het terugkoppelings-
bereik niet overschrijden.
Als de digitale referentiekeuzen naar wens zijn, wor-
den ze vooraf ingesteld in parameters 215 tot 216
Digitale referentiekeuze. Zie de beschrijving Referentie-
functie en Hanteren van referenties in para meter 214.
Als een stroomsignaal wordt gebruikt als het terug-
koppelingssignaal, kan uitsluitend spanning als een
analoge referentie worden gebruikt. Bepaal met be-
hulp van het onderstaande overzicht welke klem ge-
bruikt moet worden en welke parameters geprogram-
meerd moeten worden.
Referentietype
Klem
Puls
3
Spanning
2
Stroom
1
Digitale
referentiekeu-
zen
Busreferentie
68+69
De busreferentie kan uitsluitend via seriële communi-
catie worden ingesteld.
NB!
Klemmen die niet worden gebruikt, kun-
nen het beste vooraf worden ingesteld op
Geen functie [0].
Begrenzing van de differentiatorversterking
Als het referentiesignaal of het terugkoppelingssignaal
van een toepassing snel varieert, zal de variantie tus-
sen de referentie/instelling en de actuele stand van het
proces snel veranderen. De differentiator kan dan te
dominant worden. Dit komt omdat deze reageert op de
variantie tussen de referentie en de actuele stand van
het proces; hoe sneller de variantie verandert, hoe
= fabrieksinstelling, () = display-tekst, [] = waarde die gebruikt wordt voor communicatie via de seriële communicatiepoort
®
MG.03.H5.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
krachtiger de frequentiebijdrage van de differentiator
wordt. De frequentiebijdrage van de differentiator kan
daarom op een zodanige wijze worden beperkt dat er
zowel een redelijke differentiatietijd voor langzame
kan een
MAX
veranderingen als een geschikte frequentiebijdrage
voor snelle veranderingen kan worden ingesteld. Dit
doet u in parameter 443, Proces PID Differentiatorver-
sterking, begrenzing.
Laagdoorlaatfilter
Als er veel ruis in het terugkoppelingssignaal is, kan
dit worden gedempt met behulp van een ingebouwd
laagdoorlaatfilterStel een passende tijdconstante voor
het laagdoorlaatfilter in.
Als het laagdoorlaatfilter vooraf wordt ingesteld op 0,1
s, wordt de uitschakelfrequentie 10 RAD/sec, wat
overeenkomt met (10 / 2 x ) = 1.6 Hz. Dit houdt in dat
alle stromen/spanningen die met meer dan 1,6 trillin-
gen per seconde variëren worden gedempt. Met ander
woorden, er wordt alleen geregeld op basis van en te-
rugkoppelingssignaal dat varieert met een frequentie
van minder dan 1,6 Hz. De juiste tijdconstante wordt
geselecteerd in parameter 444 Proces PID laagdoor-
laatfiltertijd.
Omgekeerde regeling
Bij normale regeling wordt de motorsnelheid verhoogd
wanneer de referentie/instelling hoger is dan het te-
rugkoppelingssignaal. Als een omgekeerde regeling
vereist is, waarbij de snelheid wordt verlaagd wanneer
de referentie/setpoint hoger wordt dan het terugkop-
Parameters
pelingssignaal, moet parameter 437 PID normale/om-
333, 327
gekeerde regeling worden geprogrammeerd als Om-
332, 338, 339
gekeerd.
331, 336, 337
Integratiebegrenzing
215-216
In de fabriek is de procesregelaar ingesteld met een
(241-247)
actieve integratiebegrenzingsfunctie. Dit betekent dat
wanneer er een frequentiebegrenzing, een stroombe-
grenzing of een spanningsbegrenzing wordt bereikt,
de integrator wordt geïnitialiseerd bij een frequentie
die overeenkomt met de actuele uitgangsfrequentie.
Hiermee kan integratie worden voorkomen bij varian-
tie tussen de referentie en de actuele stand van het
proces die niet kan worden gedereguleerd door middel
van een verandering van het toerental. Deze functie
kan worden gedeselecteerd in parameter 438 Proces
PID integratiebegrenzing.
Startcondities
Bij sommige toepassingen zal het, bij een optimale in-
stelling van de procesregelaar, betrekkelijk lang duren
voordat de gewenste processituatie is bereikt. Bij deze
toepassingen kan het voordelig zijn een uitgangsfre-
quentie te definiëren waarmee de frequentie-omvor-
®
VLT
FCM-serie
71