Figuur 41
1. Linker A-arm
6. Draai de bout om de rijhoogte in te stellen vast met
een torsie van 183-224 Nm.
7. Monteer de bout waarmee de speling wordt begrensd
(Figuur 40).
Opmerking: U moet wellicht die kant van het
voertuig neerlaten op de grond om de bout te
monteren.
8. Draai de centreerbouten vast met een torsie van
325-393 Nm.
9. Controleer de rijhoogte bij de voorste tong met
behulp van de maten en parameters die bij het begin
van deze procedure zijn gegeven.
Toespoor voorwielen afstellen
Het toespoor van de voorwielen moet u om de
100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de
kortste periode moet worden aangehouden.
De voorwielen moeten een toespoor van 3-16 mm
hebben met de volgende parameters:
• De banden moeten een spanning hebben van 83 kPa
(12 psi).
• De rijhoogte moet correct zijn voordat het toespoor
wordt afgesteld; zie Voorwielophanging instellen.
• U moet het voertuig een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A-armen te ontspannen.
• Meet het toespoor terwijl de wielen recht naar
voren zijn gericht en een persoon met een
gewicht van 79-102 kg heeft plaatsgenomen op de
bestuurdersstoel.
Opmerking: De bestuurder moet naar de
meetplaats rijden en op de stoel blijven zitten terwijl
de rijhoogte wordt gemeten.
Als het voertuig meestal met een middelzware of
zware lading wordt gebruikt, moet u het toespoor op
een hogere waarde in het aanbevolen bereik afstellen.
Als het voertuig meestal met een lichte lading wordt
gebruikt, moet u het toespoor op een lagere waarde
in het aanbevolen bereik afstellen.
1. Zorg ervoor dat de voorwielophanging correct is
ingesteld; zie Voorwielophanging instellen. Indien
nodig instellen.
2. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de
wielen (Figuur 42). De afstand aan de achterkant
van de voorwielen ter hoogte van de as moet
worden gemeten met behulp van een spanklem
of een uitlijnmaat. Gebruik dezelfde spanklem of
uitlijnmaat om de afstand aan de voorkant van de
voorwielen ter hoogte van de as te meten (Figuur 42).
1. Hart-op-hart-afstand -
achterkant wielen
2. Hart-op-hart-afstand -
voorkant wielen
3. Middellijn van as
3. Als de afstand buiten het gespecificeerde bereik
valt (zie de maten en parameters bij het begin van
deze procedure), moet u de contramoeren aan
beide uiteinden van de spoorstangen losdraaien
(Figuur 43).
34
Figuur 42
4. Spanklem
5. Afstand middellijn van as
6. 15 cm liniaal