Algemeen overzicht
van de machine
1. Stuurwiel
2. Laadbak
Bedieningsorganen
Gaspedaal
Het gaspedaal (Figuur 18) biedt de bestuurder de
mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te regelen.
Als u het pedaal intrapt, start u de motor. Als u het
pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u
het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van
het voertuig en slaat de motor af. De maximumsnelheid
vooruit is 26 km per uur.
Figuur 18
1. Gaspedaal
2. Rempedaal
3. Sleeplip
4. Ontsluithendel van laadbak
3. Parkeerrem
Figuur 17
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u het voertuig tot stilstand
brengen of de snelheid verminderen (Figuur 18).
Versleten of verkeerd afgestelde remmen
kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot de
vloer van het voertuig minder dan 25 mm
bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld
of gerepareerd.
Parkeerrem
De parkeerrem bevindt zich tussen de stoelen
(Figuur 18). Steeds als de motor wordt afgezet, moet
u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen
dat het voertuig per ongeluk in beweging komt. Om
de parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel
naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten,
moet u de hendel naar voren duwen. Als u het voertuig
op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in
werking stellen. Plaats blokjes achter de wielen om te
voorkomen dat het voertuig de helling afrolt.
19
5. Bestuurderspositie