Figuur 12
1. Laadbak
2. Draaibeugel
4. Steek de rechter draaibeugel in het montagegat in de
laadbak en monteer deze aan het frame. Draai de
schroeven vast met een torsie van 22 Nm.
5. Laat een ander persoon u helpen om de laadbak op
te halen.
6. Draai de bout los waarmee de klem van de steun is
bevestigd aan het frame totdat u het J-haakeinde van
de steun onder de klem kunt schuiven (Figuur 13).
Figuur 13
1. Steunstang
2. Klem van steun
7. Draai de bout vast en zet de andere kant van de klem
vast met een nieuwe bout en een flensmoer (5/16
x 3/4 inch) (Figuur 13).
8. Laat de laadbak neer.
3. Montagegat van laadbak
3. Bout (5/16 x 3/4 inch)
9
Bandenspanning controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of
dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze
correct is.
De luchtdruk in de voor- en achterbanden moet liggen
tussen 55-152 kPa (8-22 psi).
De benodigde bandenspanning is afhankelijk van
de nuttige lading die wordt vervoerd. Een lagere
bandenspanning leidt tot minder compactie. Bovendien
rijdt het voertuig dan gemakkelijker en wordt de vorming
van bandensporen beperkt. Een lagere bandenspanning
moet worden vermeden als een zware nuttige lading
wordt vervoerd bij hoge snelheden.
De bandenspanning moet hoger zijn als een zware
nuttige lading wordt vervoerd bij hoge snelheden. Zorg
ervoor dat de maximale bandenspanning niet wordt
overschreden.
10
Voltage van oplader instellen
Geen onderdelen vereist
Procedure
Belangrijk: Als het voltage op de accuoplader
verkeerd is ingesteld, bestaat de kans dat deze
minder goed werkt en schade oploopt.
Controleer altijd of de instelling van het voltage op de
oplader overeenstemt met het voltage dat wordt gebruikt
voor de oplader.
1. Ga naar de voltageselector op de achterkant van de
oplader (Figuur 14).
2. U stelt het voltage in door de schakelaar op de
voltageselector omhoog of omlaag te bewegen
(Figuur 14).
16