Onderhoud
aandrijfsysteem
De banden controleren
U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren
controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals
een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band
of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning
verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie
van de banden controleren.
Controleer of de wielen stevig zijn gemonteerd. Draai
de centreerbouten van de voorwielen vast met een
torsie van 183-224 Nm en de moeren van de voor- en
achterwielen met een torsie van 61-88 Nm.
Voorwielophanging instellen
De rijhoogte van beide zijden van het voertuig kan
afzonderlijk worden ingesteld. De rijhoogte moet
22,2-24 cm zijn met de volgende parameters:
• De banden moeten een spanning hebben van 83 kPa
(12 psi).
• U moet het voertuig een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A-armen te ontspannen.
• Meet rijhoogte terwijl de wielen recht naar voren
zijn gericht en een persoon met een gewicht
van 79-102 kg heeft plaatsgenomen op de
bestuurdersstoel.
Opmerking: De bestuurder moet naar de
meetplaats rijden en op de stoel blijven zitten terwijl
de rijhoogte wordt gemeten.
• Meet de rijhoogte op een vlakke ondergrond vanaf
de onderkant van de voorste tong tot de grond.
1. Krik het vooreinde van het voertuig op van de
grond; zie Het voertuig opkrikken in Procedures
voorafgaande aan onderhoud , bladz. 28..
2. Verwijder de bout waarmee de speling wordt
begrensd (Figuur 40).
3. Draai de centreerbouten in de voorste A-arm los
(Figuur 40).
4. Verwijder de bout om de rijhoogte in te stellen
(Figuur 40).
1. Bout waarmee de speling
wordt begrensd.
2. Centreerbout
5. Draai de voorste A-arm in de gewenste positie (zie
opmerking hieronder) en monteer de bout om de
rijhoogte in te stellen(Figuur 40).
Opmerking: De A-armen zijn vervaardigd van
rubber en hebben verschillende veerconstanten.
Wegens de verschillende veerconstanten worden
de A-armen in de fabriek afgesteld op basis van de
desbetreffende veerconstante. Gewoonlijk worden
de stelbouten geplaatst in gatnummer 2, 3 of 4
(Figuur 41) en zij kunnen aan de linkerkant (de kant
van de bestuurder) anders zijn geplaatst dan aan de
rechterkant (kant van de passagier). Als de A-armen
slap hangen, kunnen ze worden afgesteld door de
stelbouten in het naast hogere nummer te plaatsen
(Figuur 41). Bij elk gat verandert de afstelling bij
het wiel ongeveer 19 mm. U moet dit ook doen als
u zware werktuigen aankoppelt of vaak een zware
lading vervoert.
33
Figuur 40
3. Bout om rijhoogte in te
stellen