Bediening
Het spuitpatroon afstellen
Om het risico op brand en explosie te verminderen,
moeten de gebruikte vloeistoffen voldoen aan
de onderstaande eisen met betrekking tot
ontvlambaarheid:
• goedgekeurd volgens FM, FMc:
het materiaal is niet-brandonderhoudend
overeenkomstig de standaardtestmethode voor
het zelfonderhoudend branden van vloeibare
mengsels, ASTM D4206.
• in overeenstemming met NEN-EN 50059:
materialen die, in enig mengsel met lucht,
niet kunnen worden aangestoken door een
energiebron van minder dan 500 mJ.
Het aanraken van de onderdelen van het
spuitpistool die onder spanning staan, veroorzaakt
een elektrische schok. Raak tijdens het bedienen,
of tot u de
Procedure voor het ontladen van
vloeistofspanning en aarding, page 25
uitgevoerd, het mondstuk van het pistool of de
elektrode niet aan en kom niet dichter dan 102 mm
(4 inch) bij de elektrode.
Volg de
Procedure voor het ontladen van
vloeistofspanning en aarding, page 25
stopt met spuiten en wanneer u de opdracht krijgt
de spanning te ontladen.
Om het risico te verminderen dat componenten
zouden scheuren, wat ernstig letsel kan
veroorzaken, mag de laagste maximale werkdruk
van een component in het systeem niet
overschreden worden. Deze apparatuur heeft een
maximale luchtwerkdruk van 0,7 MPa (7 bar, 100
psi) en een maximale vloeistofwerkdruk van 21
MPa (210 bar, 3000 psi).
28
hebt
wanneer u
Om het risico op letsel te verminderen, dient u
telkens de
Drukontlastingsprocedure, page 26
volgen als u de instructie krijgt de druk te ontlasten.
Volg de onderstaande stappen om de juiste lucht-
en vloeistofstroom vast te stellen. Zie Fig. 16 om
de locatie van de elektrostatische pistoolbediening
te vinden.
Figure 16 Elektrostatische pistoolbediening
1. Zet de ES aan-/uitschakelaar (J) in de uit-stand
(O).
2. Sluit het zelfontlastende luchtventiel naar het
pistool.
te
332424C