Voordat de koelinstallatie in werking gesteld kan worden, dient
men nog enige handelingen en controles uit te voeren.
Wanneer alle leidingen zijn aangesloten, moet men, voordat
de installatie in werking wordt gesteld, het systeem op lekkage
controleren. De werkwijze hiervoor is als volgt:
Om alle lucht en eventueel vocht uit de leidingen te verwijde-
ren moet men het systeem vacumeren. Voor het vacumeren
moeten de leidingen lekdicht zijn, daar de vacuümpomp an-
ders lucht en vocht in het leidingsysteem zuigt. Gebruik een
vacuümpomp welke alleen geschikt is voor koelmiddel R410A.
De werkwijze voor het vacumeren is als volgt:
Alvorens de installatie in bedrijf te stellen, eerst nog een aantal
punten controleren.
- Ventilator in condensingunit
- Waaier draait vrij/ Luchtstroom vrij
- Ventilator in luchtverwarmer
- Stel luchthoeveelheid voor koelen in op juiste waarde (zie
§ 1.7)
- Compressor
- Carterverwarming controleren.
- Leidingen
- Afdoende gebeugeld en juist geïsoleerd tegen conden-
saatvorming.
- Condenswaterafvoer
- Condensafvoer juist geïnstalleerd/ afvoeropening niet
geblokkeerd.
- Bedrading
- Juiste diameter en bedrading (zie§ 6.1).
Voor het opstarten van de koelinstallatie moeten de volgende
handelingen worden verricht:
1. Draai de afsluitdoppen af van de afsluiters op de conden-
singunit.
2. Draai de afsluiters (2 stuks) open (sleutel met binnenzes-
kant).
3. Schakel d.m.v. ruimtethermostaat (stand koelen) de con-
densingunit en ventilator luchtverwarmer in.
Hoofdstuk
In
erking stellen en inregelen
- Controleer de leidingen met lekdetectieapparaat op lekkage.
- Zie ook de STEK-voorschriften.
- Zorg dat de zuig- en vloeistofafsluiters gesloten zijn.
- Maak het systeem drukloos (niet de condensingunit)
- Sluit de vacuümpomp aan via meterblok en ca. 1 uur vacu-
meren 270 Pa.
- Ruimtethermostaat
- Juiste type ruimtethermostaat geïnstalleerd (bij Allure
Brink eBus ruimtethermostaat).
- Luchttemperatuurvoeler
Is deze geïnstalleerd en aangesloten? (Zie § 6.5/ § 6.9)
Op de Brink eBus ruimtethermostaat kan de koeling worden
ingeschakeld en de gewenste temperatuur worden ingesteld.
Is de omgevingstemperatuur hoger dan de ingestelde waarde,
dan zal bij het inschakelen van de koeling de systeemventilator
op de ingestelde luchthoeveelheid voor koeling (stap nr. 4 in het
instelprogramma van het Allure toestel) gaan draaien. De con-
densingunit zal vanaf de besturingsunit van het Allure-toestel
worden ingeschakeld en de uitblaastemperatuur van het toe-
stel zal dalen. Als de omgevingstemperatuur lager wordt dan
de ingestelde temperatuur op de ruimtethermostaat, schakelt
de koeling automatisch af. De systeemventilator blijft draaien
afhankelijk van de stand van de linker instelknop.
worden ingevuld (zie bijlage 2).
4. Controleer of compressor en condensorventilator draaien.
5. Controleer of de ventilator in luchtverwarmer op de juiste
luchthoeveelheid draait.
6. Meet het ampérage van de compressor.
7. Controleer de vullingsgraad.
8. Vul het "Inbedrijfsstellingsrapport" in (zie bijlage 1 bij dit
installatievoorschrift).