Figuur 44
1. Contramoer
4. Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van
het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.
5. Draai de contramoeren van de spoorstang weer vast
als de afstelling correct is.
6. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig
kan uitslaan.
Transaxle-oliepeil controleren
Controleer het oliepeil in de transaxle aan de achterkant
van het voertuig om de 100 bedrijfsuren. Ververs de olie
in de transaxle om de 800 bedrijfsuren.
1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak,
stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje.
2. Verwijder de borgbout op de transaxle (Figuur 45).
Het oliepeil moet tot aan de onderkant van de
controleopening staan
Figuur 45
1. Transaxle
3. Als het oliepeil te laag is, moet u 10W30 motorolie
in de controleopening gieten totdat de olie uit de
opening loopt.
4. Plaats de borgbout terug en draai deze vast met een
torsie van 20 tot 27 Nm).
2. Spoorstang
2. Borgbout
Onderhouden remmen
De remmen controleren
De remmen zijn van essentieel belang voor
een veilig gebruik van het voertuig. Zoals alle
veiligheidsvoorzieningen moeten de remmen regelmatig
grondig worden gecontroleerd om de beste prestaties te
verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig
kan worden gebruikt. De volgende controles moeten
om de 100 bedrijfsuren worden uitgevoerd.
• De remschoenen op slijtage of beschadigingen
controleren. Als de dikte van de remvoering
(remblok) minder dan 1,6 mm is, moeten de
remschoenen worden vervangen.
• De ankerplaat en andere onderdelen controleren
op tekenen van overmatige slijtage of vervorming.
Als een onderdeel is vervormd, moet dit door een
geschikt onderdeel worden vervangen.
• Controleer het remvloeistofpeil; zie Remvloeistofpeil
controleren.
Remvloeistofpeil controleren
Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek
gevuld met DOT 3 remvloeistof. U moet echter het peil
controleren voordat u de motor voor de eerste keer start
en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks.
1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak,
stel de parkeerrem in werking, draai het
contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje
uit het contact.
2. Kijk aan de zijkant van het reservoir. Het peil moet
hoger staan dan de Minimum-streep (Figuur 46). Als
het vloeistofpeil te laag is, moet u de omgeving van
de dop reinigen, de dop verwijderen en het reservoir
vullen tot boven de Minimum-streep. Niet te vol
vullen.
1. Reservoir voor
remvloeistof
35
Figuur 46
2. Minimum-streep