Algemeen overzicht van de machine
3
1. Stuurwiel
2. Parkeerrem
Bedieningsorganen
Gaspedaal
Het gaspedaal (Figuur 18) biedt de bestuurder de
mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te
regelen. Als u het gaspedaal intrapt wanneer de
AAN-/UIT-schakelaar op AAN staat, start u de motor.
Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid
van het voertuig en stopt de motor.
Figuur 18
1. Gaspedaal
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u het voertuig tot stilstand
brengen of de snelheid verminderen (Figuur 18).
1
2
3. Sleeplip
4. Oplaadcontact
2. Rempedaal
6
4
5
Figuur 17
Versleten of verkeerd afgestelde remmen
kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot de
vloer van het voertuig minder dan 25 mm
bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld
of gerepareerd.
Parkeerrem
De parkeerrem bevindt zich tussen de stoelen
(Figuur 19). Steeds als de motor wordt afgezet, moet
u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen
dat het voertuig per ongeluk in beweging komt. Om
de parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel
naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten,
moet u de hendel naar voren duwen. Als u het voertuig
op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in
werking stellen. Plaats blokjes achter de wielen om te
voorkomen dat het voertuig de helling afrolt.
19
G005085
5. Ontsluithendel van laadbak
6. Laadbak