Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Afscherming En Aarding; Beschermingsklasse - Endress+Hauser iTHERM TMS21 MultiSens Slim Bedieningsvoorschrift

Verberg thumbnails Zie ook voor iTHERM TMS21 MultiSens Slim:
Inhoudsopgave

Advertenties

iTHERM TMS21 MultiSens Slim
Endress+Hauser
1
 7
Aansluiten van de signaalkabel en de voeding op de geïnstalleerde transmitter
1
Externe aardklem
2
Klemmen voor signaalkabel en voedingsspanning
3
Interne aardklem
4
Afgeschermde signaalkabel, aanbevolen voor veldbusaansluiting
6.4

Afscherming en aarding

Voor specifieke elektrische afscherming en aarding met betrekking tot de bedrading
van de transmitter wordt verwezen naar de betreffende bedieningshandleiding van de
geïnstalleerde transmitter.
Zie voor afscherming en aarding in Ex-applicaties de ATEX veiligheidsinstructie:
XA01647T
Indien van toepassing, moeten de nationale installatieregelgeving en richtlijnen worden
aangehouden tijdens de installatie! Daar waar grote verschillen in potentiaal bestaan
tussen de individuele aardpunten, moet slechts één punt van de afscherming direct op de
referentieaarde worden aangesloten. In systemen zonder potentiaalvereffening moet
daarom de kabelafscherming van veldbussystemen slechts aan één zijde worden geaard,
bijvoorbeeld bij de voedingseenheid of bij zenerbarrières.
LET OP
Wanneer de afscherming van de kabel op meer dan één punt wordt geaard in
systemen zonder potentiaalvereffening, kunnen voedingsfrequentie
compensatiestromen optreden welke de signaalkabel beschadigen of een ernstige
invloed hebben op de signaaloverdracht.
In dergelijke gevallen moet de afscherming van de signaalkabel slechts aan één zijde
worden geaard, d.w.z. het mag niet worden aangesloten op de aardklem van de
behuizing (aansluitkop, veldbehuizing). De afscherming welke niet wordt aangesloten
moet worden geïsoleerd!
6.5

Beschermingsklasse

Om de beschermingsklasse na installatie of onderhoud te bereiken, moet rekening worden
gehouden met de volgende punten: →  8,  22
• De afdichtingen van de behuizing moeten schoon en onbeschadigd zijn voordat deze
worden vervangen. Als ze te droog blijken te zijn, moeten ze worden behandeld of zelfs
vervangen.
• Alle behuizingsschroeven en afdekkingen moeten dicht zijn.
• De kabels en kabeldoorvoeren die worden gebruikt voor de aansluiting moeten een
correcte buitendiameter hebben (bijv. M20 x 1,5, kabeldiameter van 0.315 tot 0.47 in; 8
tot 12 mm).
• Zet de kabelwartel vast.
Bedrading
2
3
4
A0033290
21

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave