3
Druk de
waarde voor de belichting te kiezen (
4
Bepaal de compositie van uw foto, stel scherp en druk af. De camera varieert
de belichting en/of de fl itsintensiteit per opname, op basis van het geselecteerde
bracketingprogramma. Wijzigingen in de belichting worden toegevoegd aan de
belichtingscorrectiewaarde (
dan 5 LW kunnen worden bereikt.
Wanneer bracketing aan staat, wordt er een voortgangsindicator voor bracketing
getoond in het LCD-venster bovenop de camera. Na elke opname verdwijnt er een
segment van de indicator.
U annuleert bracketing door op de knop
te draaien tot het aantal opnamen in de bracketingreeks nul is en
wordt weergegeven in het LCD-venster boven op de camera. De volgende keer dat
bracketing wordt geactiveerd, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. U
kunt bracketing ook annuleren door een reset met twee knoppen uit te voeren ((
133), hoewel in dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u
bracketing de volgende keer activeert. Als u Witbalans bracketing selecteert voor
persoonlijke instelling e5, wordt het huidige bracketingprogramma geannuleerd.
Opnamestand
In de enkel-beeldstand en de zelfontspannerstand wordt er één foto gemaakt telkens wan-
neer u de ontspanknop indrukt. In de lage-snelheid en hoge-snelheid continustand pauzeert
de camera nadat het aantal opnamen opgegeven in het bracketingprogramma is bereikt. De
camera gaat verder met fotograferen wanneer u de ontspanknop opnieuw indrukt.
e8—Auto BKT selectie (
Indien gewenst kunt u de hoofdinstelschijf gebruiken om bracketing aan en uit te zetten en
de secundaire instelschijf om zowel het aantal opnamen als de ophoogwaarde te selecteren.
knop in en draai de secundaire instelschijf rond om de ophoog-
97), zodat belichtingscorrectiewaarden van meer
202)
100–102).
te drukken en aan de hoofdinstelschijf
niet meer
99