De brandkamer met warmtewisselaar wordt opgewarmd
totdat de temperatuurbewaker schakelt (gewenste tempe-
ratuur 80 tot 85 °C). De temperatuurregelaar (gewenste
temperatuur 35 tot 40 °C) schakelt voordien de lucht-
toevoerventilator automatisch in. Ter controle licht de
groene bedrijfslamp „Ventilator" aan de schakelkast op.
Er wordt warme lucht uitgeblazen.
Afhankelijk van de warmtevraag herhaalt de beschre-
ven afloop zich bij het bedrijf met ruimtethermostaat
automatisch.
Na uitschakelen van het apparaat via de bedrijfsscha-
kelaar of door de ruimtethermostaat loopt de luchttoe-
voerventilator voor de koeling van de brandkamer met
warmtewisselaar een bepaalde tijd na en schakelt dan
automatisch uit. Dit proces kan meerdere malen her-
haald worden.
bedrijf van het apparaat
Door de drievoudige combinatieregelaar en de brander-
automaat (bestanddeel van de ventilator-oliebrander)
worden alle functies van het apparaat volautomatisch
uitgevoerd en veilig bewaakt.
Bij eventuele onregelmatigheden of doven van de vlam
wordt het apparaat door de branderautomaat uitge-
schakeld. De stoorlamp van de automaat en de rode
stoorlamp „Brander" aan de schakelkast lichten op.
Een nieuwe start kan pas na de manuele ontgrendeling
van de branderautomaat via de reset-toets „Brander"
aan de schakelkast volgen.
De temperatuurregelaar (TR) regelt het ventilatorbedrijf.
De temperatuurbewaker (TB) begrenst in het verwar-
mingsbedrijf via de ventilator-oliebrander de uitblaas-
temperatuur.
De veiligheidstemperatuurbegrenzer (VTB) onderbreekt
de verwarmingsfunctie bij extreme oververhitting of uit-
val resp. defect van de TB. De rode stoorlamp
„Oververhitting" aan de schakelkast licht op.
De ontgrendeling van de VTB gebeurt via de reset-toets
„Oververhitting" aan de schakelkast en is pas mogelijk
na afkoeling van het apparaat.
Voor de ontgrendeling van de VTB voor de herin-
gebruikname moeten absoluut de mogelijke oorza-
ken voor het reageren van de VTB gelokaliseerd
worden.
De ventilatormotor wordt bewaakt door een thermisch
overstroomrelais. Bij overbelasting van de motor wordt
het bedrijf door het relais onderbroken en de rode
stoorlamp „Ventilator" aan de schakelkast licht op.
De ontgrendeling gebeurt via de reset-toets „Ventilator"
aan de schakelkast.
Alle elektrische onderdelen worden bovendien beveiligd
door contactverbrekers. De ontgrendeling kan pas vol-
gen nadat de schakelkast geopend is. Voor het openen
van de schakelkast moet het apparaat absoluut van het
stroomnet geïsoleerd worden.
Voor elke ontgrendeling moeten absoluut de oorzaken
voor de stooruitschakeling gelokaliseerd worden.
Veiligheidsinrichting
Drievoudige combinatieregelaar volgens DIN 3440
Het apparaat heeft drie functies:
◊ ventilatorregelaar (TR)
◊ temperatuurbewaker (TB)
◊ veiligheidstemperatuurbegrenzer (VTB)
Ventilatorregelaar (TR)
De temperatuurregelaar regelt het in- en uitschakelen
van de circulatieluchtventilator. Het schakelpunt wordt
ingesteld via de stelhefboom.
Gewenste waarde ca. 35 °C.
Temperatuurbewaker voor de brander (TB)
De temperatuurbewaker begrenst in het verwarmings-
bedrijf via de brander de apparaat- resp. uitblaastempe-
ratuur. Het schakelpunt wordt ingesteld via de stel-
schroef aan de spil voor de gewenste waarde.
Gewenste waarde ca. 85°C.
Veiligheidstemperatuurbegrenzer (VTB)
De VTB zorgt voor de controlefunctie van de tempera-
tuurbewaker. Een herinschakelblokkering verhindert na
reactie een nieuwe start van de brander. De reset-knop
moet aan de schakelkast geactiveerd worden.
Het schakelpunt is vast ingesteld volgens DIN 3440.
Informatie over de veiligheidsinrichtingen
De veiligheidsinrichtingen bezitten een eigen bewaking
van de voelers en zijn koudebestendig tot -20 °C. Bij
temperaturen onder 20 °C schakelen ze uit, bij tempe-
ratuurstijging echter automatisch weer in.
Bij beschadiging van de voeler of van de capillaire buis
en bij het bereiken van een overtemperatuur van onge-
veer 220 °C wordt het vulmedium geledigd en de veilig-
heidsinrichting schakelt uit. De regelaar is niet meer ope-
rationeel en moet vervangen worden.
Bij een eventuele vervanging van de drievoudige com-
binatieregelaar mag alleen het originele REMKO ver-
vangingsonderdeel EDV-nr. 1102562 gebruikt worden.
Houd bovendien rekening met de volgende punten:
◊ Zorg absoluut voor een zorgvuldige installatie en
montage.
◊ De capillaire buizen mogen niet in de onmiddellijke
nabijheid van lasplaatsen gebogen worden.
◊ De capillaire buizen mogen bij de inbouw niet be-
schadigd of scherphoekig geknikt worden.
◊ De voelers mogen alleen aan de vanuit de fabriek
voorziene bevestigingspunten bevestigd worden.
◊ De voelers moeten altijd vrij van stof en vuil zijn.
5