Elektrische aansluiting
◊ De apparaten werken met 3N~ 400 V / 50 Hz.
◊ De elektrische aansluiting van de apparaten moet
gebeuren aan een speciaal voedingspunt met diffe-
rentiaaluitschakelaar volgens VDE 0100 § 55.
◊ De benodigde aansluitkabel moet afhankelijk van
het aansluitvermogen van het apparaat en de kabel-
lengte en rekening houdend met de plaatselijke om-
standigheden zijn uitgevoerd.
◊ Alle kabelverlengingen mogen alleen in uit- resp. af-
gerolde toestand gebruikt worden.
Warmeluchtverdeling
De apparaten zijn uitgerust met een radiale ventilator
met een hoge capaciteit. Deze ventilator is ervoor ont-
worpen om de verwarmde lucht, al naargelang de ei-
sen, doelgericht en efficiënt te transporteren.
De verdeling van de lucht gebeurt bij voorkeur via buis-
leidingen of speciale warmelucht- resp. folieslangen. De
mogelijke lengtes zijn afhankelijk van de weerstanden
aan luchtkant van de gebruikte luchtgeleidingen.
Houd bij het gebruik van warmeluchtslangen absoluut
rekening met de volgende punten:
◊ Gebruik uitsluitend de door ons vrijgegeven warme-
luchtslangen (toebehoren).
◊ De inwendige overlappingen aan de naden van de war-
meluchtslangen moeten in luchtrichting wijzen.
◊ Zorg voor een veilige bevestiging van de buizen resp.
slangen aan de uitblaasopening van het apparaat.
◊ Ter vermijding van warmteophoping mogen er geen
scherpkantige knikken en buigingen in de slang-
geleiding ontstaan.
◊ Gebruik bij voorkeur wikkelplooibuizen.
◊ Gebruik warmelucht- resp. folieslangen indien mo-
gelijk alleen voor luchtgeleidingen in een rechte lijn.
◊ Folieslangen mogen niet verdraaid worden.
◊ Bij de verwarming van gesloten ruimtes via warme-
luchtgeleidingen mag zich geen tegendruk vormen.
◊ Bij verhoogde aanzuigtemperaturen of weerstand
aan de uitblaasopening van het apparaat kan de
ventilator-oliebrander door de temperatuurbewaker
(TB) kortstondig worden uitgeschakeld.
Na het dalen van de temperatuur volgt automatisch
een nieuwe branderstart.
◊ Bij te korte cyclusintervallen moet de lengte van de
warmeluchtgeleiding gecontroleerd worden.
Een cyclisch bedrijf (looptijden van minder dan 5
min.) van de ventilator-oliebrander moet vermeden
worden.
Bij optredende stuwwarmte wordt het verwar-
mingsbedrijf door de VTB permanent onderbroken!
Bedrijfsmodi
De apparaten kunnen worden ingezet in het frisselucht-
en circulatieluchtbedrijf.
Frisseluchtbedrijf
De aanzuiging gebeurt aan de achterkant van het appa-
raat.
Schematische voorstelling (voorbeeld)
warme lucht
F
F = frisse
lucht
Circulatieluchtbedrijf
Voor het zuivere circulatieluchtbedrijf is een aansluit-
stomp aan aanzuigkant (toebehoren) vereist.
◊ Luchtgeleidingen aan aanzuigkant moeten in principe
worden uitgevoerd in een vormbestendige uitvoering.
Geen instabiele slangen gebruiken.
◊ Bij opstelling buiten in de open lucht moet voor de
circulatieluchtaanzuiging bij voorkeur wikkelplooibuis
of iets dergelijks gebruikt worden.
Schematische voorstelling (voorbeeld)
warme lucht
circulatie lucht
7