C. Ketelbedrijf bij gesloten of nagenoeg gesloten
installatiemengklep(pen) (poort 2 dicht)
(bv. bij overgang van dag- naar nachtsituatie).
Bij een zodanige stand van de installatiemengklep-
(pen) dat minder watercirkulatie door het gietijzeren
ketelblok ontstaat dan ± 30% van de totale watercirku-
latie, dient de cirkulatiepomp CP 1 te worden gestart.
De driewegkeuzeklep 3W moet positie 1-3 innemen.
Dit kan worden zeker gesteld door toepassing van
een minimale flow-schakelaar of een einstandblok-
3.2.2 Hydraulisch schema 1
Afb. 05 Hydraulisch schema 1
Verklaring bij het voorbeeldschema
CP 1 = shuntpomp
CP2 = installatiepomp
Pmx = maximaal-drukschakelaar
IM
= installatiemengklep
Tmx = maximaal thermostaat (110 ° )
TK
= terugslagklep
* In plaats van deze WA1 kan ook worden gekozen voor een thermostatische ketelregeling (kontinu hooggestookte
ketel). Dit zal het uiteindelijke totale rendement 1 à 2% negatief beïnvloeden.
3.2.3 Voorbeeld watertemperatuurverloop gedurende
het stookseizoen
Afb. 06 Grafiek 1, OD13B en OD 14B
kering van de installatiemengklep IM (deze voorzieningen
worden niet door Remeha geleverd).
Een andere, energetisch gezien niet de meest ideale
oplossing, is het kontinu laten draaien van de shuntpomp
CP 1.
Opmerking:
Zie het installatievoorschrift voor de elektrotechnische
installateur (hfdst. 5).
TR 1, 2, 3
= regelthermostaat
3Wkk
= driewegkeuzeklep
WA1
= weersafhankelijke ketelregeling*
WA2
= weersafhankelijke installatieregeling
F
= minimale flow-schakelaar
R
= regelventiel
Afb. 07 Grafiek 2, OD 15C
8
ECO 13/14/15