Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Regeling; De Watercirkulatie/Het Regelsysteem; Eco Kondenserend Aangesloten; Besturing - REMEHA ECO 13 Technische Handleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor ECO 13:
Inhoudsopgave

Advertenties

3. REGELING

3.1 De watercirkulatie/het regelsysteem

Bij het regeltechnisch aansluiten van de ECO moet reke-
ning worden gehouden met het feit dat standaard over-
drukketels vanwege hun konstruktie niet geschikt zijn
voor lagere retourwatertemperaturen dan, afhankelijk van
het keteltype, 40 tot 45°C. Beneden deze temperatuur zal
kondensvorming op de ketelleden optreden wat een kor-
tere levensduur en vervuiling van de ketel tot gevolg
heeft. De unituitvoering OD-ketel met ECO zal zijn groot-
ste vermogen leveren bij een zo laag mogelijke retourwa-
tertemperatuur. Bij retourwatertemperaturen boven 55°C
zal in de ECO geen kondensatie optreden. In dit tempe-
ratuurgebied zal alleen voelbare warmte worden terugge-
wonnen. Bij daling van de retourwatertemperatuur onder
55°C zal in de ECO kondenswater worden gevormd. In
dit temperatuurgebied zal zowel voelbare als latente
warmte teruggewonnen worden.

3.2 ECO kondenserend aangesloten

Om een optimaal rendement te verkrijgen dient er voor
gezorgd te worden dat de ECO wordt gevoed met retour-
water van een zo laag mogelijke temperatuur; tegelijker-
tijd dient de retourwatertemperatuur naar het gietijzeren
ketelblok op minimaal 40°C voor de OD 15C en minimaal
45°C voor de OD 13B en 14B te worden begrensd. Om
dit te bewerkstelligen is een speciaal regelsysteem ont-
wikkeld.
Dit regelsysteem zal moeten zorgen voor:
a. het bewaken van de minimale retourwatertemperatuur
naar het gietijzeren ketelblok tijdens normaal bedrijf;
b. een minimale retourwatertemperatuur naar het gietijze-
ren ketelblok tijdens de 'opstookperiode' van de instal-
latie;
c. het bewaken van de minimale doorstroming door het
gietijzeren ketelblok (ca. 30%);
d. het bewaken van de minimale ECO-doorstroming ca.
5%);
e. het zolang mogelijk 'voeden' van de ECO met koud
installatie-retourwater.
Bij een dergelijk regelsysteem is een probleemloos bedrijf
gewaarborgd, terwijl het gebruiksrendement bij toepas-
sing van een hoog/laag-brander en een gedeeltelijk
weersafhankelijk voorgeregelde ketelwatertemperatuur
minstens 90% t.o.v. Hs zal bedragen. De voor een opti-
male ketelregeling benodigde apparatuur bestaat uit:
a. een shuntpomp (CP 1) met een minimale kapaciteit
van 30% van de hoofdcirkulatiepomp (CP 2);
b. een drieweg-keuzeklep (3W);
c. een weersafhankelijke ketelvoorregeling (WA 1);
d. een regelthermostaat (TR 1), ter bewaking van de
minimale waterdoorstroming door de ECO;
e. een regelthermostaat (TR 2), ter bewaking van de ke-
telretourwatertemperatuur bij nominale bedrijfswijze
(zie A);
f. een regelthermostaat (TR 3), ter bewaking van de
ketelretourwatertemperatuur bij opstoken van de
installatie (zie B).
Zie het eerste hydraulische voorbeeldschema in par.
3.2.2.

3.2.1 Besturing

Voor optimale resultaten dienen zowel de ketel als de in-
stallatie weersafhankelijk te worden geregeld. Het ketel-
blok moet daarbij worden begrensd op zijn minimale re-
tourwatertemperatuur.
A. Normale bedrijfswijze gedurende het stookseizoen
Door middel van thermostaat TR 2 wordt bij installatie-
retourwatertemperaturen lager dan 40 of 45°C (afhan
kelijk van het keteltype), de shuntpomp CP 1 inge
schakeld. De driewegkeuzeklep 3W dient in positie 1-
2 te staan. Het verloop van de retourwatertemperatuur
naar het gietijzeren blok van de OD 13B en 14B is
aangegeven in grafiek 1 (par. 3.2.3), het verloop van
de retourwatertemperatuur van het gietijzeren blok
van de OD 15C in grafiek 2 (par. 3.2.3).
Bij oplopende buitentemperatuur, dus dalende water-
hoeveelheid uit het CV-net naar de ECO, zal bij on-
derschrijding van de minimale waterdoorstroming (ca.
5%) de thermostaat TR 1 ingrijpen (85°C).
Hierdoor krijgt de driewegkeuzeklep 3W een comman-
do naar positie 1-3. De waterdoorstroming van de
ECO wordt hierdoor gewaarborgd (zie grafiek 1). Bij
eventueel nog verder oplopende ECO-temperatuur zal
de thermostaat Tmx de gasbrander vergrendeld uit-
schakelen (110°C).
B. Opstoken van de installatie vanuit zeer lage wa-
tertemperatuur
(bv. bij optimalisering van de installatie). In deze si-
tuatie dient het gietijzeren ketelblok zo snel mogelijk
op zijn minimale retourwatertemperatuur te worden
gebracht.
Hiervoor dient de shuntpomp CP 1 te worden inge
schakeld, de driewegkeuzeklep 3W de positie 1-3 in
te nemen en de warmtetoevoer naar de installatie te
worden geblokkeerd (de installatiemengklep IM dient
de positie 3-1 in te nemen).
De regelthermostaat TR 3 (min. retourwatertempera-
tuur) dient bij het bereiken van de ingestelde waarde
van 40- of 45°C (afhankelijk van het keteltype) de
blokkering van de installatiemengklep IM te overbrug
gen. Hierdoor wordt de regeling gestuurd zoals om-
schreven onder A met dien verstande dat bij onder-
schrijding van de temperatuur bij regelthermostaat TR
3 de besturing, als omschreven onder B weer in wer-
king treedt.
Ter vermijding van een pendeleffekt dient de installa-
tiemengklep in fasen te worden opengestuurd.
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Eco 14Eco 15

Inhoudsopgave