5
INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATEUR
5.1 Algemeen
De boiler is voorzien van een boilerthermostaat ( instel-
baar tot 70°C) geschikt voor 24V stuurspanning.
De thermostaat dient te worden aangesloten volgens de
elektrische aansluitschema's van
§ 5.2 t/m 5.4, afhankelijk van het keteltype.
5.2 Aansluiting van de Remeha W23s.
Afb. 07
Universele boilerregeling
00B11SC00890A (zonder hydraulisch schema)
Bij toepassing van de Remeha universele boilerregeling
is sprake van een boilervoorkeurschakeling, waarbij de
driewegklep in de laatst gevraagde stand blijft staan.
De boiler is aan de achterzijde voorzien van een bevesti-
gingsmogelijkheid voor Remeha's universele boilerrege-
ling. De klemmen P1 & P2 van de boilerregeling verbin-
den met de aansluiting voor de kamerthermostaat op de
Remeha W23.
5.3 Aansluiting van de Remeha W21s / W28s ECO
De boilertemperatuur kan worden geregeld met behulp
van de standaard boilerthermostaat of met behulp van
de Remeha boilersensor (waarbij de boilerthermostaat
niet wordt aangesloten). Het voordeel van de boilersen-
sor is dat de boilertemperatuur en de inschakeldifferen-
tie op het instrumentenpaneel van de Remeha W21/28s
ECO kunnen worden ingesteld.
De ketel signaleert zelf of er een thermostaat of een
sensor aangesloten is.
De driewegklep (Honeywell VC 8010) wordt aangesloten
op de klemmen 7, 8 en 9.
Afb. 08
Klemmenstrook Remeha W21s / W28s ECO
00B307900006
9