5. DE REGELING
5.1 Het regelsysteem en de watercirculatie
Het gietijzeren ketelblok van de remeha OD 15C HR is
vanwege zijn constructie niet geschikt voor lagere retour-
temperaturen dan 40°C. Beneden deze temperatuur zal
condensatiewater op de ketelleden gevormd worden, wat
een kortere levensduur van de ketel en vervuiling tot
gevolg heeft. De unit uitvoering remeha OD 15C HR zal
zijn grootste vermogen leveren bij een zo laag mogelijke
retourtemperatuur. Bij retourtemperaturen boven 55°C zal
in de ECO geen condensatie optreden. In dit temperatu-
urgebied zal alleen voelbare warmte worden teruggewon-
nen. Bij daling van de retourwatertemperatuur onder de
55°C zal in de ECO condensatiewater worden gevormd.
In dit temperatuurgebied zal zowel voelbare als latente
warmte teruggewonnen worden. Om een optimaal rende-
ment te verkrijgen dient er voor gezorgd te worden, dat
de ECO wordt gevoed met retourwater van een zo laag
mogelijke temperatuur; tegelijkertijd dient de retourtem-
peratuur naar het gietijzeren ketelblok op minimaal 40°C
te worden begrensd. Om dit te bewerkstelligen is een
speciaal regelsysteem ontwikkeld.
Dit regelsysteem zal moeten zorgdragen voor:
a. het bewaken van de minimale retourtemperatuur
naar het gietijzeren ketelblok (40°C) tijdens normaal
bedrijf;
b. het bewerkstelligen van de minimale retour-
temperatuur naar het gietijzeren ketelblok (40°C)
tijdens de 'opstookperiode' van de installatie;
c. het bewaken van de minimale doorstroming door het
gietijzeren ketelblok (ca. 25%);
d. het bewaken van de minimale ECO-doorstromingen
(ca. 5%);
Door Remeha geleverd:
CP 1
= shuntpomp
Pmx
= maximaal-drukschakelaar
Tmx
= maximaalthermostaat
(110°C)
TK1
= terugslagklep shunt
TR 1,2,3 = regelthermostaat
3W
= driewegkeuzeklep
Afb. 03 Hydraulisch schema
e. het zolang mogelijk 'voeden' van de ECO met koud
installatie-retourwater.
Alleen bij een dergelijk regelsysteem is een probleem-
loos bedrijf gewaarborgd, terwijl het gebruiksrendement
bij toepassing van een hoog/laag-brander en een gedeel-
telijke weersafhankelijk voorgeregelde ketelwatertemper-
atuur minstens 90% t.o.v. Hs zal bedragen.
De voor de optimale ketelregeling benodigde apparatuur
bestaat uit:
a. een in te stellen shuntpomp (CP1) met een minimale
capaciteit van 25% van de hoofdcirculatiepomp
(CP2);
b. een drieweg-keuzeklep (3W);
c. een terugslagklep (TK1);
d. een weersafhankelijke ketelvoorregeling (WA 1);
(wordt niet standaard door Remeha meegeleverd);
e. een regelthermostaat (TR 1), ter bewaking van de
minimale waterdoorstroming door de ECO;
f. een regelthermostaat (TR 2), ter bewaking van de
ketelretourwatertemperatuur bij normale bedrijfswijze
(zie par. 5.2);
g. een regelthermostaat (TR 3), ter bewaking van de
ketelretourwatertemperatuur bij opstoken van de
installatie (zie par. 5.3);
h. een terugslagklep (TK 2) (wordt niet door Remeha
geleverd).
i. een minimale flow-schakelaar (F) (deze wordt niet
door Remeha geleverd).
Zie hydraulisch schema Afb. 03.
Niet door Remeha geleverd:
CP 2
= installatiepomp
IM
= installatiemengklep
TK2
= terugslagklep installatie
WA 1
= weersafhankelijke ketelregeling*)
WA 2
= weersafhankelijk installatieregeling
F
= minimale flow-schakelaar
R
= regelventiel
9
*) In plaats van deze WA 1 kan ook
worden gekozen voor een ther-
mostatische ketelregeling (con-
tinu hooggestookte ketel). Dit zal
het uiteindelijke totale jaarge-
bruiksrendement negatief beïn-
vloeden.