12. ONDERHOUDSVOORSCHRIFT
12.1 Algemeen
Het ketelblok en de voorzetbrander dienen afhankelijk
van de bedrijfsomstandigheden, één of meerdere malen
per jaar te worden nagezien en gereinigd. De voor het
onderhoud te verrichten werkzaamheden omvatten:
12.2 Het reinigen van het ketelblok
- Stel de ketel buiten bedrijf.
- Open de frontdeur, zonodig na demontage van de
brander.
- Verwijder de retarders.
- Reinig de vuurhaard en de rookgaskanalen.
Doe dit met behulp van een passende borstel (door
Remeha leverbaar).
- Reinig de uitgenomen retarders (8 t/m 16 leden).
- Demonteer de achtermantel van de ketel en verwijder
de schoonmaakdeksel (dit bevindt zich aan de onder-
zijde van de rookkast).
- Zuig de ketel en de rookkast schoon.
- Vernieuw de pakking van de frontdeur na reiniging van
de ketel.
- Monteer de losgenomen onderdelen en sluit de front-
deur.
- Monteer de brander (indien deze was losgenomen).
12.3 Het onderhouden van de brander
12.3.1 De gasbrander
Het is noodzakelijk minstens éénmaal per jaar de bran-
der een goede onderhoudsbeurt te geven om verzekerd
te zijn van een goede en veilige werking. De volgende
punten moeten dan worden nagezien:
- Meet de gasdichtheid van de gas- en hoofdgasklep-
pen.
- Controleer de afstelling van de gas- en luchtregelklep.
- Reinig de waaier van afgezet vuil.
- Demonteer de branderkop door het ventilatorhuis open
te scharnieren. Draai hierna de drukbout bovenop het
branderhuis los, waarna de branderkop in zijn geheel
kan worden uitgenomen.
- Controleer stand en betrouwbaarheid van de ontste-
kings- en ionisatiepennen: bij twijfel vernieuwen.
- Trek de bouten van de branderringen opnieuw aan en
test deze op lekkage.
- Monteer de branderkop weer en vervang de pakking-
ring.
- Stel vervolgens de brander in bedrijf en controleer alle
afstelling en beveiligingen.
12.3.2 De oliebrander
Het is noodzakelijk minstens éénmaal per jaar de bran-
der een goede onderhoudsbeurt te geven om verzekerd
te zijn van een goede en veilige werking.
De volgende punten zijn hier van belang:
• Controleer en reinig:
- de stuwplaat
- de vlambeker
- het schoepenwiel
- de nozzles (zonodig vervangen)
- de ontstekingselektroden
- het zuigfilter.
• Controleer tevens de afstelling van:
- de stuwplaat
- de ontsteking
- de pompdruk
- het vlambeeld.
12.4 Het inspecteren op rookgaszijdige lekkage
12.5 Het op goede werking testen en zonodig op-
nieuw afstellen van de regel- en beveiligingsappara-
tuur
12.6 Het controleren van de verbranding d.m.v.
meting van de rookgassen
12.7 Het controleren van de wateraansluitingen
19