Het maaidek controleren en afstellen
Dit maaidek is voorzien van een systeem waarbij u met
twee knoppen het contact tussen snijplaat en messenkooi
kunt afstellen. Dit vereenvoudigt de afstellingsprocedure
die is vereist om optimale maairesultaten te verkrijgen.
Dankzij de nauwkeurige afstelling die mogelijk is met de twee
stelknoppen/snijplaat, zal de machine zichzelf voortdurend
slijpen waardoor de snijranden scherp blijven. Dit zorgt voor
een goede maaikwaliteit en vermindert de noodzaak om de
maaidekken routinematig te wetten in aanzienlijke mate.
Elke dag voordat u gaat maaien of telkens als het nodig is,
moet u controleren of het contact tussen het ondermes en de
messenkooi bij elk maaidek correct is afgesteld. Voer deze
procedure uit, ook al is de maaikwaliteit aanvaardbaar.
1. Draai de messenkooi langzaam in de tegenovergestelde
richting en luister of de messenkooi en het ondermes
contact maken.
Opmerking: De stelknop heeft pallen waarmee
elke aangegeven stand van het ondermes telkens met
0,018 mm kan worden veranderd. Zie
snijplaat en messenkooi afstellen (bladz.
2. Test de maaiprestaties door een lange strook
maaitestpapier (Toro onderdeel 125-5610) tussen het
ondermes en de messenkooi te steken, loodrecht op
het ondermes
(Figuur
naar voren. Het papier moet gesneden worden.
Figuur 20
Opmerking: Als het contact tussen het ondermes en
messenkooi te zwaar wordt, moet u de voorrand van
het ondermes wetten of vernieuwen of het maaidek
slijpen om de scherpe snijranden te krijgen die nodig
zijn om met grote precisie te kunnen maaien; zie Toro
handleiding Slijpen van maaimachines met messenkooien en
roterende messen, documentnr. 09168SL.
Belangrijk: Zorg ervoor dat er altijd een licht
contact tussen het ondermes en de messenkooi
is. Als u niet voor een licht contact zorgt, zullen
de randen van het ondermes en de messenkooi
zichzelf onvoldoende slijpen en na enig gebruik
bot worden. Als u het contact te zwaar afstelt,
zullen het ondermes en de messenkooi sneller
of ongelijkmatig slijten, wat de maaikwaliteit
ongunstig beïnvloedt.
Contact tussen
8).
20). Draai de messenkooi traag
Opmerking: Na langdurig gebruik zal er uiteindelijk
aan beide uiteinden van het ondermes een groef
ontstaan. Deze groeven moet u afronden of gelijk
vijlen met de snijrand van het ondermes ten behoeve
van een soepele werking.
Opmerking: Na verloop van tijd moet de schuinte
(Figuur
21) worden geslepen, omdat deze slechts
gedurende 40% van de levensduur van het ondermes
meegaat.
1. Invoerschuinte aan
rechtereind van ondermes
2. 6 mm
Opmerking: Maak de invoerschuinte niet te groot
omdat hierdoor het gras kluitjes kan gaan vormen.
14
Figuur 21
3. 1,5 mm