Gebruik onderstaande tabel om te bepalen welk
ondermes het best geschikt is voor de gewenste
maaihoogte.
Snijplaat
Lage maaihoogte (optioneel)
EdgeMax® lage maaihoogte
(model 03623)
Uitgebreide lage maaihoogte
(optioneel)
Uitgebreide EdgeMax® lage
maaihoogte (optioneel)
EdgeMax® (model 03621)
Standaard (optioneel)
Heavy-duty (optioneel)
*Bij grassoorten voor het warme seizoen is mogelijk het
ondermes met lage maaihoogte nodig voor 12,7 mm
en minder.
1. Hoogte snijplaatlip
De gazoncompensatie-instellingen
afstellen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht
van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. Dit
voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook
wel bekend als 'bobbing'.
Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is
gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren
wijst en is neergelaten op de vloer van de werkplaats.
1. Monteer de borgpen in de achterste opening in de
veerstang
(Figuur
19).
Snijplaat/maaihoogtetabel
Onderdeelnr.
110-4084
127-7132
120-1640
119-4280
108-9095
108-9096
110-4074
Figuur 18
Hoogte snijplaatlip
5,6 mm
5,6 mm
5,6 mm
5,6 mm
6,9 mm
6,9 mm
9,3 mm
1. Gazoncompensatieveer
2. R-pen
2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van
de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte
veer 12,7 cm bedraagt; zie
Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet
de veer 1,3 cm langer zijn. De machine zal het
grondoppervlak iets minder goed volgen.
Opmerking: U dient de compensatie-instelling bij
te stellen als de instelling van de maaihoogte of de
aggressiviteit van het maaien worden veranderd.
13
Maaihoogte
6,4 tot 12,7 mm
6,4 tot 12,7 mm
6,4 tot 12,7 mm
6,4 tot 12,7 mm
9,5 tot 38,1 mm*
9,5 tot 38,1 mm*
12,7 tot 38,1 mm
Figuur 19
3. Veerstang
4. Zeskantige moeren
(Figuur
19).