3.
Selecteer het onderdeel dat u wilt configureren.
Hoofdstuk 2 Het installeren van de ScanFront
❏ Netwerkinstellingen
Configureer de apparaatnaam en het IP-adres waarmee de
ScanFront wordt aangesloten op een netwerk met
[Netwerkinstellingen] in het venster Apparaatconfiguratie.
ATTENTIE
• Netwerkinstellingen configureren terwijl er een netwerkkabel
op de scanner is aangesloten. Als er geen netwerkkabel op de
scanner is aangesloten is het niet mogelijk om instellingen in
het venster Netwerkinstellingen te controleren of te wijzigen.
• De apparaatnaam is de naam die op het netwerk gebruikt
wordt voor de scanner. Wanneer u deze instelling wijzigt, dan
dient u ervoor te zorgen dat de naam uniek is, d.w.z. dat hij
verschillend is van alle andere apparaatnamen.
• De apparaatnaam kan een combinatie van letters (A-Z, a-z),
cijfers (0-9) en koppeltekens (-) zijn van maximaal 15 tekens.
• De apparaatnaam moet beginnen met een letter. De
apparaatnaam mag niet eindigen op een koppelteken.
37