Eigenschappen van maaidek
Dit maaidek is voorzien van een systeem waarbij u met
twee knoppen het contact tussen snijplaat en messenkooi
kunt afstellen. Dit vereenvoudigt de afstellingsprocedure
die is vereist om optimale maairesultaten te verkrijgen.
Dankzij de nauwkeurige afstelling die mogelijk is met de twee
stelknoppen/snijbalk, zal de machine zichzelf voortdurend
slijpen waardoor de snijranden scherp blijven. Dit zorgt voor
een goede maaikwaliteit en vermindert in aanzienlijke mate de
noodzaak om de maaidekken routinematig te wetten.
Dagelijkse afstelling van het maaidek
Elke dag voordat u gaat maaien of als dit vereist is, moet
u controleren of het contact tussen de snijplaat en de
messenkooi bij elk maaidek correct is afgesteld. U moet dit
controleren, ook al is de maaikwaliteit aanvaardbaar.
1. Laat de maaidekken neer op een stevig oppervlak, zet
de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Draai de messenkooi langzaam in de tegenovergestelde
richting en luister of de messenkooi en de snijplaat
contact maken. Indien er geen contact is, moet u de
stelknoppen van de snijplaat telkens één klik naar rechts
draaien, totdat u voelt en hoort dat er licht contact
wordt gemaakt.
Opmerking: De messenkooi dient één blad papier
te snijden als dit in een rechte hoek ten opzichte van
de snijbalk wordt ingebracht, aan de beide uiteinden en
in het midden van de messenkooi.
Opmerking: De stelknoppen hebben pallen waarmee
elke aangegeven stand van de snijplaat telkens met
0,022 mm kan worden veranderd.
3. Als het contact tussen de snijplaat en messenkooi
te zwaar wordt, moet u de messen van het maaidek
wetten, de voorrand van de snijplaat vernieuwen of de
maaieenheid slijpen om de scherpe snijranden te krijgen
die nodig zijn om met grote precisie te kunnen maaien
(zie de handleiding Slijpen van Toro-maaimachine
met messenkooien en roterende messen, documentnr.
09168 SL).
Belangrijk: Zorg ervoor dat er altijd een licht
contact tussen de snijplaat en de messenkooi is.
Als er geen licht contact is, zullen de snijranden
van de snijplaat/messenkooi zichzelf onvoldoende
slijpen. Dit zal ertoe leiden dat de snijranden na
verloop van tijd bot worden als gevolg van het
gebruik. Als het contact te zwaar is, zullen de
snijplaat en de messenkooi sneller of ongelijkmatig
slijten en kan de maaikwaliteit achteruitgaan.
Opmerking: Als de messen van de messenkooi
voortdurend tegen de snijplaat aan lopen, zal er op
het oppervlak van de voorste snijrand van de snijplaat
over de gehele lengte een lichte braam ontstaan. Als u
de voorste snijrand af en toe bijvijlt om de braam te
verwijderen, zullen de maairesultaten verbeteren.
Na langdurig gebruik zal er uiteindelijk aan beide
uiteinden van de snijplaat een groef ontstaan. Deze
groeven moet u afronden of gelijk vijlen met de
snijrand van de snijplaat ten behoeve van een soepele
werking.
Opmerking: Na verloop van tijd moet de schuinte
(Figuur
21) worden bijgevijld, omdat deze slechts
gedurende 40% van de levensduur van de snijplaat
meegaat.
1. Invoerschuinte aan
rechtereind van snijplaat
2. 1,5 mm
Opmerking: Maak de invoerschuinte niet te groot
omdat hierdoor het gras kluitjes kan gaan vormen.
14
Figuur 21
3. 8,6 mm