Y
Gewenste aanvoer-
temperatuur bij 10 Volt
(zie ook Par. 6.6.6)
_
Overtemperatuur bij
einde tapvraag
Tabel 10 Instelmode serviceniveau
6.6.1 Startpunt modulatie op ∆T (*)
Instelbaar van 5 tot 30°C, fabrieksinstelling 25.
Bij een verschil tussen aanvoer- en retourtemperatuur van 25°C begint het toestel
terug te moduleren. Bij een ∆T van 40°C is het toestel tot de minimale belasting terug
gemoduleerd en bij de ∆T van 45°C schakelt het toestel uit (blokkeringscode b#)).
In installaties waar kleine volumestromen voor kunnen komen (b.v. een appartemen-
tengebouw waar tijdelijk slechts één appartement bewoond is) kan het startpunt van
de modulatie worden vervroegd. Het toestel kan dan beter anticiperen op deze geringe
warmtevraag. De fabrieksinstelling zal in verreweg de meeste gevallen voldoen. Wij-
zig het startpunt alleen als het echt noodzakelijk is.
De fabrieksinstelling voor de minimale belasting van het toestel ( = parameter &, zie
Tabel 10) niet wijzigen, bij situaties waar kleine volumestromen kunnen voorkomen.
6.6.2 Interface selectie (()
Instelbaar op 00 of 01, fabrieksinstelling is 00.
Dit betekent dat standaard de in de ketelautomaat geïntegreerde OpenTherm-interface
is geselecteerd voor communicatie met de modulerende OpenTherm-regelaars of de
modulerende cascaderegelaar rematic
Worden andere modulerende regelaars toegepast (rematic
extern 0 -10 Volt-signaal, dan dient de bijbehorende interface in de ketel te worden
geplaatst en de interface-selectie 'extern' te worden geprogrammeerd (instelling 01).
(Zie voor meer informatie over de regelmogelijkheden Par. 8.4).
6.6.3 Diverse instellingen t.b.v. boilerbedrijf (Parameter # - B - I)
Voor een optimale samenwerking tussen ketel en boiler kunnen diverse instellingen
worden gedaan:
de boilertemperatuur (parameter #). Instelling op gebruikersniveau; fabrieksinstel-
-
ling 60°C (alleen bij toepassing van boilersensor). Bij rematic
Therm regelaar: instelling op de regelaar.
de inschakeldifferentie (parameter B). Hiermee wordt afhankelijk van de manier
-
van regelen het moment van inschakelen voor boilerbedrijf bepaald. Fabrieksin-
stelling: 5°C.
de overtemperatuur (parameter I). Dit is het verschil tussen de ingestelde boilertem-
-
peratuur en de ketelaanvoertemperatuur tijdens boilerbedrijf. Fabrieksinstelling: 20°C.
50 t/m ((
(= 299°C)
Let op: optie
05 t/m 30 °C
®
MC.
34
Quinta 25/30s
Quinta 28/35c
)0
(=100)
05
®
SR 5240 C1) of een
®
-regelaar of Open-