Controleer de temperatuur op de retourleidingsen-
■
sor (kanaal T3). Als deze onder 10 °C ligt, ontdooit
de warmtepomp niet.
Controleer de temperatuur op de verdampersensor
■
(kanaal T7). Als deze hoger is dan de ingestelde
starttemperatuur voor ontdooien (kanaal A9),
ontdooit de warmtepomp niet tijdens bedrijf van
de compressor.
Controleer de laadstroom en het vuilfilter dat ge-
■
deeltelijk verstopt kan zitten.
Controleer de laadstroom en let op de begrenzin-
■
gen van de compressor bij lage omgevingstempe-
raturen.
Ontdooien mislukt. Weergegeven als 15 in kanaal
■
S1.
Controleer de laadstroom.
■
Korte bedrijfstijden Weergegeven als 16 in kanaal
■
S1.
Controleer het aansluitverschil voor de thermo-
■
staat. Controleer de starttemperatuur van warm
water in een NIBE-binnendeel. Controleer de
laadstroom en het vuilfilter dat gedeeltelijk ver-
stopt kan zitten.
De heetgastemperatuur is hoger dan 135 °C. Weer-
■
gegeven als 17 in kanaal S1.
Neem contact op met de koelingsmonteur.
■
IJsvorming in de kraag van de ventilator
Voorzichtig!
Alleen van toepassing in sommige gebieden.
Kraagverwarmer (kanaal A14) niet geactiveerd.
■
Activeer de kraagverwarmer in kanaal A14.
■
IJsvorming op de ventilatorbladen en voor-
rooster
Voorzichtig!
Alleen van toepassing in sommige gebieden.
"Ventilator ontdooien" (kanaal A15) niet geactiveerd.
■
Activeer "ventilator ontdooien" in kanaal A15.
■
34
Hoofdstuk 9 |
Storingen in comfort
Sensorplaatsing
BP1
BT3
BT17 BT15 BT14 BT12
BP1
BT3
BT17
BP1
Hogedrukschakelaar
BT3
Temperatuursensor , retourleiding verwarmings-
systeem
BT12
Temperatuurvoeler, condensor aanvoerleiding
BT14
Temperatuurvoeler, heet gas
BT15
Temperatuurvoeler, vloeistofleiding
BT16
Temperatuursensor, verdamper
BT17
Temperatuurvoeler, aanzuiggas
BT28
Omgevingstemperatuursensor
BT16
BT28
BT12
BT14
BT15
NIBE™ F2300