5 Elektrische aansluitingen
Algemeen
Alle elektrische apparatuur, met uitzondering van de
buitensensoren, ruimtevoelers en de stroomsensoren,
is af fabriek aangesloten.
Voorafgaand aan een isolatietest van de woning
■
moet de warmtepomp worden losgekoppeld.
De F1145PC kan niet worden omgeschakeld van 1-
■
fase naar 3-fase en omgekeerd.
Als het gebouw is uitgerust met een aardlekschake-
■
laar, moet de F1145PC worden voorzien van een af-
zonderlijke aardlekschakelaar.
Indien van een automatische zekering gebruik wordt
■
gemaakt, moet deze minimaal motorkarakteristiek
"C" hebben. Zie pagina 65 voor de grootte van de
zekering.
Zie voor bedradingsschema's voor de warmtepomp
■
het aparte installatiehandboek voor bedradingssche-
ma's.
Communicatie- en sensorkabels naar externe aanslui-
■
tingen moeten niet dichtbij hoogspanningskabels
worden gelegd.
De minimale doorsnede van de communicatie- en
■
sensorkabels naar externe aansluitingen dient 0,5
mm² met een max. lengte van 50 m te bedragen,
bijvoorbeeld EKKX of LiYY of gelijkwaardig.
Gebruik voor het trekken van kabels in de F1145PC
■
kabeldoorvoeren (bijv. UB1-UB3, zie tekening). Trek
de kabels bij het gebruik van UB1-UB3 van achter
naar voren door de warmtepomp.
Voorzichtig!
De schakelaar (SF1) mag niet in de stand " " of
"
" worden gezet voordat de boiler met wa-
ter is gevuld. Componenten van het product
kunnen beschadigd raken.
Voorzichtig!
De elektrische installatie en het onderhoud
moeten worden uitgevoerd onder toezicht
van een erkend elektrotechnisch installateur.
Schakel, voordat u met het onderhoud aan-
vangt, de stroom uit met de aardlekschakelaar.
De elektrische installatie en de bedrading
moeten conform de geldende voorschriften
worden uitgevoerd.
Voorzichtig!
Controleer voordat het apparaat wordt gestart
de aansluitingen, de netspanning en de fase-
spanning om schade aan de elektronica van
de warmtepomp te voorkomen.
NIBE™ F1145PC
FA1
FD1
FD1-SF2
FB1
Automatische zekering
Het bedrijfscircuit van warmtepomp en een groot deel
van de interne componenten daarvan zijn intern geze-
kerd door een automatische zekering (FA1).
Temperatuurbegrenzer
De temperatuurbegrenzer (FD1) onderbreekt de voe-
ding naar de elektrische bijverwarming als de tempera-
tuur hoger wordt dan 89 °C en wordt handmatig gere-
set.
Resetten
De temperatuurbegrenzer (FD1) is toegankelijk achter
de afdekking aan de voorzijde. Reset de temperatuur-
begrenzer door de knop (FD1-SF2) in te drukken met
een kleine schroevendraaier.
Motorbeveiliging
De motorbeveiliging (FB1) onderbreekt de stroom naar
de compressor indien de stroomsterkte te hoog is.
Resetten
De motorbeveiliging (FB1) is toegankelijk achter de
afdekking aan de voorzijde. U kunt de beveiliging re-
setten door de selectieknop horizontaal te draaien.
LET OP!
Controleer de automatische zekering, de
temperatuurbegrenzer en de motorbeveili-
ging. Het kan zijn dat deze tijdens het trans-
port zijn uitgeschakeld.
Toegankelijkheid, elektrische aansluiting
De plastic afschermkap van de elektrische kasten kan
met een schroevendraaier worden geopend.
Hoofdstuk 5 |
UB3
F1145
UB1
UB2
Elektrische aansluitingen
19