22. als het nodig is om een onderdeel te demonteren, moet voorafgaand aan het opnieuw starten van het systeem
gecontroleerd worden of het onderdeel correct is teruggeplaatst
23. wanneer de van kracht zijnde normen de installatie van brandblussystemen in de nabijheid van de machine
vereisen, moet gecontroleerd worden of deze geschikt zijn voor het blussen van branden op elektrische
apparatuur, van de smeerolie van de compressor en van het koelmiddel; raadpleeg hiervoor de
veiligheidsinformatiebladen van deze vloeistoffen
24. als het systeem is uitgerust met voorzieningen voor het aflaten van overdruk (veiligheidskleppen): als deze
kleppen ingrijpen, wordt het koelgas bij hoge temperatuur en snelheid vrijgegeven; voorkom dat de afgifte van
gas kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade en voer het gas af, indien nodig, in overeenstemming
met de bepalingen van EN 378-3 en de plaatselijk geldende regelgeving.
25. handhaaf alle veiligheidsvoorzieningen in goede staat van functionering en controleer ze regelmatig in
overeenstemming met de geldende regelgeving
26. bewaar alle smeermiddelen in geschikte en gemarkeerde containers
27. bewaar geen ontvlambare vloeistoffen in de nabijheid van het systeem
28. lege leidingen mogen pas gesoldeerd of gelast worden nadat alle sporen van smeerolie zijn verwijderd; gebruik
geen open vuur of andere warmtebronnen in de nabijheid van de leidingen van de koelvloeistof
29. gebruik geen open vuur in de nabijheid van het systeem
30. de apparatuur moet geïnstalleerd worden in gebouwen die bescherming bieden tegen de invloeden van de
weersomstandigheden, in overeenstemming met de toepasselijke wetten en technische normen
31. bots niet tegen en sla niet op leidingen die vloeistoffen onder druk bevatten
32. het is niet toegestaan om op de machines te lopen of om er andere voorwerpen op te plaatsen
33. de gebruiker is verantwoordelijk voor de algemene beoordeling van brandgevaar op de plaats van installatie
(bijvoorbeeld de berekening van de vuurbelasting)
34. tijdens het vervoer moet het systeem altijd op de laadbak van het voertuig worden bevestigd, om verplaatsing en
kanteling te voorkomen
35. de machine moet worden vervoerd in overeenstemming met de van kracht zijnde regelgeving, waarbij rekening
moet worden gehouden met de kenmerken van de vloeistoffen in de machine en de beschrijving van deze
vloeistoffen op het veiligheidsinformatieblad
36. onjuist uitgevoerd vervoer kan leiden tot de beschadiging van de machine en het eventueel lekken van de
koelvloeistof. De machine moet voorafgaand aan de start gecontroleerd worden op lekken en eventueel
gerepareerd worden.
37. een onvoorziene afvoer van het koelmiddel in een gesloten omgeving kan leiden tot een gebrek aan zuurstof en
dus een risico op verstikking: installeer de machine in een goed geventileerde omgeving in overeenstemming met
EN 378-3 en de plaatselijk geldende regelgeving.
38. de installatie moet voldoen aan de eisen van EN 378-3 en aan de plaatselijk geldende regelgeving; bij een
installatie binnenshuis moet een goede ventilatie worden gegarandeerd en moeten, indien nodig,
koelmiddeldetectoren geïnstalleerd worden.
1.2
Beschrijving
De gekochte eenheid is een warmtepomp, dat wil zeggen een machine die is ontworpen om het water (of een mengsel
van water en glycol) te koelen/verwarmen binnen bepaalde grenzen die hieronder zullen worden vermeld. De eenheid
werkt op basis van compressie, condensatie en verdamping van het koelgas volgens de Carnot -cyclus, en bestaat
hoofdzakelijk uit de volgende onderdelen, afhankelijk van de bedrijfsmodus.
Koelen of conditioneren:
•
Schroefcompressoren die de druk van het koelgas verhogen van de verdampingsdruk tot de condensatiedruk.
•
Een watergekoelde condensor waar het koelgas onder hoge druk condenseert en warmte afgeeft aan het water.
•
Een expansieklep waarmee de druk van gecondenseerd vloeibaar koelmiddel kan worden verlaagd van de
condensatiedruk naar de verdampingsdruk.
•
Een watergekoelde verdamper, waar de koelvloeistof onder lage druk verdampt en het water afkoelt in de
koelmodus.
Verwarmingsmodus of warmtepomp:
•
Schroefcompressoren die de druk van het koelgas verhogen van de verdampingsdruk tot de condensatiedruk.
•
Een condensor waar het koelgas onder hoge druk condenseert en warmte afgeeft aan.
•
Een expansieklep waarmee de druk van gecondenseerd vloeibaar koelmiddel kan worden verlaagd van de
condensatiedruk naar de verdampingsdruk.
•
Een verdamper, waar de koelvloeistof onder lage druk verdampt en het water afkoelt in de koelmodus.
•
De werking van de warmtewisselaars kan worden omgekeerd door de leidingen van de gebruiker aan te sluiten
op de gesoldeerde platenwarmtewisselaar (gekoeld water) of op de shell&tube-warmtewisselaar (verwarmd
water).
Alle standaard units worden volledig geassembleerd in de fabriek van Daikin Applied Europe en daar getest voor
verzending, alleen de condensorloze units kunnen niet worden getest.
De EWWD(H/S)-J-reeks bestaat uit modellen met een enkel koelmiddelcircuit (van 90 tot 120 kW).
De machine gebruikt drie soorten koelvloeistoffen: R134a, R1234ze, R513A met verschillende omhulsels.
D-EIMWC01008-16_06NL - 6/42