6.1.3
De unit vullen
1.
Voer een integrale controle vóór het starten uit, zoals uitgelegd in "VOOR HET STARTEN".
Voer zorgvuldig alle vereiste procedures uit zoals uitgelegd in de hoofdstukken waarnaar wordt
verwezen in het hoofdstuk "VOOR HET STARTEN", maar start het toestel niet. Lees ook de
gebruiksaanwijzing die bij het toestel is geleverd. Dit zal bijdragen tot een beter begrip van de
werking van het toestel en zijn elektronische regelaar.
Voorvulling van koelmiddel zonder dat de unit in bedrijf is
2.
Gebruik de 1/4" SAE Flare afsluiter op de filterdroger om de unit voor te vullen met de volledig berekende
voorvulling.
3.
Gebruik de compressor niet voor het voorladen, dit om schade aan de compressor te voorkomen! Na voltooiing
van procedure stap 2, voer een "initiële start" test uit:
a.
Start de compressor en wacht tot de compressor door de ster/delta gaat. Zorgvuldig controleren tijdens
het opstarten:
▪
▪
▪
b.
Stop de compressor na 10 seconden.
Fijnafstelling van koelmiddelvulling terwijl de unit in bedrijf is
4.
Gebruik de 1/4" SAE Flare klep aan de zuigzijde voor de fijnafstelling van de koelmiddelvulling en zorg ervoor dat
het koelmiddel in vloeibare toestand wordt gevuld.
a.
Voor de fijnafstelling van de koelmiddelvulling moet de compressor bij volle belasting (100%) werken.
b.
Controleer de oververhitting en de onderkoeling:
▪
▪
c.
Controleer het oliekijkglas. Het niveau moet binnen het kijkglas liggen.
d.
Controleer het kijkglas van de vloeistofleiding. Het moet verzegeld zijn en geen vocht i n het koelmiddel
aangeven.
e.
Zolang het kijkglas van de vloeistofleiding niet is dichtgevaren, voegt u koelmiddel toe in stappen van 1
Kg en wacht u tot de unit stabiel draait. Herhaal de volledige procedure stap 4 totdat het kijkglas van de
vloeistofleiding is afgesloten.
De eenheid moet de tijd krijgen om te stabiliseren, wat betekent dat dit laden op een vlotte manier moet
gebeuren.
5.
Noteer de oververhitting en onderkoeling voor later gebruik.
Vul de totale koudemiddelvulling in op het typeplaatje van de unit en op het bijgeleverde koudemiddelvullingsetiket.
OPMERKING
Let op vervuiling van de externe condensor om blokkering van het systeem te voorkomen. Het is
onmogelijk voor de fabrikant om de verontreiniging van de "vreemde" condensator van de installateur te controleren. De
eenheid heeft een strikt besmettingsniveau.
6.2
Leidingontwerp voor koelmiddel
Het systeem kan worden geconfigureerd in een van de hoofdopstellingen als afgebeeld in figuur 5, figuur 6 en figuur 7.
De configuratie en de bijbehorende hoogte, samen met de totale afstand tussen de koelmachine en de luchtgekoelde
condensor zijn belangrijke factoren bij het bepalen van de afmetingen van de vloeistofleiding en de persleiding. Dit zal
ook van invloed zijn op de koelmiddelvulling in het veld. Bijgevolg,
er zijn fysieke grenzen die niet mogen worden overschreden, wil het systeem functioneren zoals het is ontworpen.
1.
De totale afstand tussen de koelmachine en de luchtgekoelde condensor mag niet meer dan 60 equivalente
meter bedragen
2.
De stijgleidingen voor de vloeistofleiding mogen niet hoger zijn dan 3 meter vanaf de aansluiting van de
vloeistofleiding van de condensor.
3.
Het hoogteverschil tussen de stijgleidingen van de afvoerleidingen mag niet meer dan 30 meter bedragen.
D-EIMWC01008-16_06NL - 28/42
dat de compressor geen abnormaal geluid of abnormale trillingen produceert;
dat de hoge druk stijgt, en de lage druk daalt binnen 10 seconden na om te beoordelen of de
compressor niet in omgekeerde richting werkt als gevolg van verkeerde bedrading;
dat er geen beveiligingen geactiveerd zijn.
de oververhitting moet tussen 3 en 8 K liggen
de onderkoeling moet tussen 3 en 8 K liggen