3. P r o fi e l en
Procedure voor het uitlijningsprofiel
3- 2
Wanneer u uitlijningsprofielen voor afdrukken met Zijde 1 en Zijde
2 maakt, dient u rekening te houden met het volgende:
•
Afbeeldingen op Zijde 1 en 2 kunnen verkeerd worden
geregistreerd omdat het papier niet exact hetzelfde formaat
heeft. Er kunnen kleine variaties zijn van 1 mm kleiner of
groter, waardoor het beeld niet goed wordt geregistreerd. Om
de kans op verschillen te minimaliseren, wordt aangeraden
papier uit dezelfde partij te gebruiken wanneer u 2-zijdige
kopieën maakt.
•
Tijdens het fixeerproces wordt het papier uitgerekt door de
hitte en druk waaraan het papier wordt blootgesteld. Indien de
beelden op Zijde 1 en 2 hetzelfde formaat hebben, kan door
de uitrekking van het papier het beeld op Zijde 1 iets groter
worden dan het beeld op Zijde 2.
•
Door een uitlijningsprofiel voor dit soort opdrachten te maken
kunt u voorkomen dat afbeeldingen op Zijde 1 groter zijn dan
op Zijde 2.
OPMERKING 1: U kunt uw uitlijningsprofiel al dan niet koppelen
aan een profiel voor aangepast papier.
OPMERKING 2: Nadat u een uitlijningsprofiel hebt ingesteld en
gebruikt, wordt dat profiel door de kleurenserver in de afdrukopties
voor afdrukopdrachten gereflecteerd.
OPMERKING 3: Nadat u een uitlijningsprofiel hebt ingesteld, blijft
dit actief totdat u opnieuw de mode Beheerder opent en het profiel
uitschakelt. Als een actief uitlijningsprofiel niet aan een profiel voor
aangepast papier is gekoppeld, wordt het gebruikt voor elke
papierlade waaraan het profiel is toegewezen.
Gebruik de volgende procedure om een uitlijningsprofiel te maken
of te wijzigen voor de uitvoer van het beeld op Zijde 1 of 2.
OPMERKING: Als u een profiel voor aangepast papier nodig hebt
voor dit uitlijningsprofiel, kunt u de informatie van profiel voor
aangepast papier nu instellen of nadat u het uitlijningsprofiel hebt
gemaakt.
1.
Selecteer Aanmelden in het hoofdvenster van de
gebruikersinterface.
D oc u Co l or 5 0 00 A P H a nd l ei d i ng v oo r de b eh e er d e r