Elektrisch schakelschema van de condensaatpomp
Binnentoestel
Innengerät
A
Rood
Rot
N
Wit
Weiß
2
Oranje
Orange
PE
Geel-groen
Gelb-Grün
Storing /
Störung /
alarm
Alarm
Regelleiding
Steuerleiter
binnentoestel
Innengerät
Regelleiding
Steuerleiter
buitendeel
Außenteil
Ingebruikname van de condensaatpomp
Voordat de pomp in gebruik wordt genomen, moet de
werking en de dichtheid van de gelegde leidingen
gecontroleerd worden.
1. Schakel de spanningsvoeding van de pomp in.
2. Giet gedestilleerd water in de condensaatopvangbak
tot de pomp door het reservoir wordt ingeschakeld.
3. Houd er rekening mee dat de pomp bij de eerste of
een heringebruikname hoorbaar kan werken.
Na een korte bedrijfstijd normaliseert het geluid zich.
4. Houd er rekening mee dat de pomp zich
automatisch uitschakelt zodra het water uit het
reservoir is gepompt.
5. Als u bij de ingebruikname een sterke geluidsont-
wikkeling door vibrerende slangen vaststelt, isoleer
de slangen dan met slangen van schuimstof.
Bij het gebruik van diffusiedichte warmte-isolerende
slangen wordt de vorming van kwelwater vermeden.
6. Controleer de werking van het alarmcontact door de
ingegoten hoeveelheid water snel drastisch te
vergroten.
Het alarmcontact moet de compressor in het
buitendeel uitschakelen.
16
Buitengeleider
Außenleiter
Neutraalgeleider
Neutralleiter
Regelleiding
Regelleiding
Steuerleiter
Steuerleiter
buitendeel
binnentoestel
Innengerät
Außenteil
Randaardeleiding
Schutzleiter
Storing
Störung
Vast bedrade
fest verdrahtete
netvoedingsleiding
Netzzuleitung
Pomp
Pumpe
Voorbereiding van de in-
gebruikname
Na een succesvolle drukproef moet de vacuümpomp met
het manometerstation aan de klepaansluitingen van het
buitendeel (zie hoofdstuk „Installatie") aangesloten en
moet er een vacuüm gecreëerd worden.
Voor de eerste ingebruikname van het apparaat en na
ingrepen in het koelcircuit moeten de volgende contro-
les uitgevoerd worden:
Controle van de koelmiddelleidingen en kleppen met
lekopsporingsspray of zeepwater bij stilstand van
het apparaat.
Controle op abusievelijk verwisselen van de verbin-
dingsleidingen.
Met name bij RKM serie 600 en 700.
Controle van de koelmiddelleidingen en de isolatie
op beschadigingen.
Controle van de elektrische verbindingsleidingen
tussen binnentoestel en buitendeel op correcte aan-
sluiting.
Controle van alle bevestigingen, ophangingen enz.
op goede zitting en correct niveau.
Als de enkele lengte van de koelmiddelleiding 5 me-
ter overschrijdt, dan moet extra koelmiddel in de in-
stallatie worden gegoten.
Koelmiddel bijvullen
De extra hoeveelheid koelmiddel is afhankelijk van de
lengte en de diameter van de drukleiding.
Leidinglengte
tot en met 5 m
6.35 mm Ø / 1/4''
5 m tot max. 15 m
9.52 mm Ø / 3/8''
Procedure:
1. Verwijder de vacuümpomp en sluit de vulcilinder
aan.
2. Zet de geopende cilinder op een balans en kalibreer
de balans op nul.
3. Ontlucht de slang ter hoogte van de manometer-
verdeelbuis.
4. Leg de vereiste vulhoeveelheid vast aan de hand
van de tabel hierboven en open de zuigdrukkant van
de manometer om met het vulproces te beginnen.
5. Sluit het manometerventiel bij het bereiken van de
benodigde hoeveelheid.
Vulhoeveel-
Buis-
heid per
diameter
meter
-
-
15 g/m
18 g/m